Soixante neuf(64)
‘Hé!’ hoorde ze de student achter haar roepen. ‘Hé! Jij!’
Ze schudde hem af en verdween naar boven. Hij bleef staan. Vanuit haar ooghoek zag ze dat hij zich omdraaide en afdroop. Romy kwam net naar beneden en keek haar bevreemd aan.
‘Alles goed?’
Sanne mompelde wat, gaf niet echt antwoord. De bovenverdieping was verder verlaten, gelukkig. Bij alle deuren brandden lampjes. Alleen de achterste niet. Ze voelde opluchting. Wild duwde ze de klink naar beneden, maar de deur gaf niet mee. Dat was vreemd, de kamer hoorde open te zijn. Kamers die niet in gebruik waren, waren niet afgesloten. Dit klopte niet.
Ze wilde de sleutel gaan halen, maar bedacht zich halverwege de trap. Ze liep verder naar beneden, maar stopte niet bij het sleutelkastje. Ze ging de gang in, naar het achterste gedeelte van de villa. Op haar hoede sloop ze voorbij de kantoren van Barbino en Alexander. De deuren waren gesloten en ze vermoedde dat beide mannen in de club zelf waren. Een stukje verderop op de gang was een andere deur, waarvan ze inmiddels wist dat het zenuwcentrum van de beveiliging erachter schuilging. Ze voelde aan de deur. Die was niet op slot. Ze moest nu razendsnel beslissingen nemen. De beveiliger die de camerabeelden in de gaten moest houden in vertrouwen nemen was geen optie. Maar ze moest hem voor zich zien te winnen. Terwijl zich in haar hoofd een idee ontvouwde om dat te doen, duwde ze de deur verder open. Ze haalde adem en wilde iets zeggen, maar zag tot haar verbijstering dat de stoel leeg was. Ze nam geen tijd om na te denken over de betekenis daarvan, maar glipte naar binnen en sloot de deur snel achter zich. Er zat een sleutel in, die ze omdraaide. Ze ging op de stoel zitten. Voor zich had ze een wand met zo’n twintig televisies. Een paar waren nieuw. Allemaal vertoonden ze vanuit een vaste hoek beelden van de club. Haar blik viel meteen op een van de nieuwe televisies. Het scherm was zwart.
Haar ogen vlogen langs de andere suites. De meeste waren bezet. Ze herkende de verschillende kamers, ondanks de zwart-wit beelden. Het klopte. De kamer die op zwart stond, was de achterste suite. Ze voelde hoe haar hart begon te bonzen. Deze keer zou het lukken. Nu hadden ze hem.
Razendsnel verliet ze de kamer. Ze rende door de gang, hield haar pas in toen ze zich onder de gasten begaf en pakte de sleutel uit het kastje. Haar hand trilde heel licht. Ze nam een hap lucht en dwong zichzelf rustig te worden.
Ze liep de trap op, naar de achterste kamer. Even keek ze om zich heen. Niemand zag haar. Ze duwde de sleutel in het slot. Het klikte open. Ze bleef staan, luisterde. Geen reactie op het geluid. Ze aarzelde. Ze was ongewapend. Maar ze had geen tijd te verliezen. De killer was nu bezig, het was een kwestie van minuten. Seconden wellicht. Hij mocht haar niet ontglippen. Niet nog een keer.
Ze duwde de deur een stukje open en wachtte weer. Opnieuw geen reactie. Ze gluurde naar binnen. De kamer was half duister, het rook er vreemd. Muf, vermengd met iets anders wat ze niet meteen kon thuisbrengen. Ze zag geen beweging en ging naar binnen. Met een gedempte klik sloot ze de deur achter zich, toen ze had vastgesteld dat er niemand was. Het bed was rommelig, de sprei lag half op de grond, de kamer was gebruikt. Ze probeerde haar gedachten te ordenen. Ze had zeker geweten dat hij hier geweest was, maar er was niemand. Ook geen lijk.
Daarna opende ze voorzichtig de deur naar de badkamer. Het rook er vaag naar zeep en vieze handdoeken. Ze gluurde door het kiertje tussen de scharnieren en de muur. Niemand. Ze gooide de deur helemaal open en keek rond in de badkamer. Er lagen gebruikte handdoeken op de vloer, verder niks bijzonders. Ze wilde de deur al bijna dichtdoen toen ze de ene spetter op de rand van de wastafel zag. Als het keramiek niet wit was geweest, had ze die misschien niet eens gezien. Hij was verdund, alsof hij weggewassen was. Bleekrood dat afstak tegen de witte ondergrond.
Bloed.
Ze liep naar de telefoon aan de muur. Ze moest Rudi bellen, er was versterking nodig. Ze toetste een nul voor de buitenlijn en typte daarna het nummer in. Haar vinger bleef hangen boven de knop om verbinding te maken. Ze werd afgeleid door een geluid dat ze niet kon thuisbrengen. Het leek op een stem, maar ook weer niet. Ze legde de telefoon neer en zette een paar stappen richting de deur. Het geluid keerde niet terug. Ze controleerde de deur. Die zat nog steeds gewoon op slot.
Op dat moment hoorde ze opnieuw het geluid. Het was een stem. Kreunend. In één stap was ze terug bij het bed. Ze stapte eromheen, trok de sprei die op de grond lag aan de kant. De zware, donkere stof was zwaarder dan anders. Bloed bleef achter op de paarse vloerbedekking. Maar daar keek ze niet naar. Onder de sprei werden twee voeten zichtbaar.
‘Holy shit’, vloekte ze hardop.
In sneakers gestoken voeten, vervaalde spijkerbroek. Het beeld kwam haar bekend voor, maar de naam wilde niet verschijnen. Ze raasde door haar geheugen.