Slaven van de Klau(8)
Ostrander keek Belt een poos lang weifelend, schuins aan. 'De enige van wie ik mij herinner dat hij in de buurt van het regelbord is geweest, meneer, bent uzelf. En ik weet zeker dat u zoiets niet zou doen.'
Belt schudde treurig zijn hoofd. 'In de ruimte moet u er nooit op rekenen dat de anderen zich rationeel gedragen. Nog maar enkele ogenblikken geleden beschuldigde meneer Sutton mij ten onrechte van een ongewone dorst naar whisky. Stel dat dit het geval was. Stel, zuiver als voorbeeld van ironie, dat ik inderdaad whisky had gedronken en dat ik inderdaad dronken was?'
'Ik zal beamen dat alles mogelijk is, meneer.'
Belt schudde weer zijn hoofd. 'Dat soort opmerking, meneer Ostrander, ben ik van meneer Culpepper gaan verwachten. Een betere reactie zou zijn geweest: "Voortaan zal ik mijn best doen om iedere denkbare eventualiteit op te vangen." Meneer Sutton, maakte u een sissend geluid tussen uw tanden?'
'Ik haalde adem, meneer.'
'Ademt u alstublieft minder geestdriftig. Een achterdochtiger persoon dan ik zou u wellicht een slechte aantekening geven wegens mokken en het koesteren van zwartgallige gedachten.'
'Het spijt me, meneer. Ik zal in stilte ademhalen.'
'Uitstekend, meneer Sutton.' Belt begon heen en weer te dwalen door de kajuit. Hij keek onderzoekend naar instrumentenkastjes, fronste als hij vlekjes op glanzend metaal tegenkwam. Ostrander mompelde iets tegen Sutton en beiden hielden Belt nauwlettend in de gaten terwijl hij rondliep. Even later wankelde Belt naar hen toe. 'U toont grote belangstelling voor mijn doen en laten, heren.'
'Wij waakten tegen een nieuwe onwaarschijnlijke eventualiteit, meneer.'
'Heel goed, meneer Ostrander. Ga zo door. In de ruimte is niets onmogelijk. Dat kan ik u persoonlijk garanderen.'
Henry Belt stuurde alle bemanningsleden naar buiten om de verf van het oppervlak van de paraboolreflector weg te halen. Toen dit gebeurd was, werd het licht van de zon geconcentreerd op een groot oppervlak met foto-elektrische cellen. De zo opgewekte energie werd gebruikt om plasma- stralen op gang te brengen die de ionen uitstootten welke door het enorme zeil werden opgevangen, zodat de versnelling van het schip nog meer toenam en de ontsnappingssnelheid steeds dichter werd benaderd. En ten slotte, op het moment dat de computer had aangewezen, vertrok het schip van de Aarde en zweefde de ruimte in op weg naar de baan van Mars. Met een versnelling van 1/100 g nam de snelheid vlug toe. De Aarde werd klein en het schip hing geïsoleerd in de ruimte. De uitbundige stemming van de kadetten maakte plaats voor een bijna treurige plechtigheid. Het beeld van de verdwijnende en slinkende Aarde is een ontzagwekkend symbool dat gelijkstaat met een eeuwig verlies, met het sterven zelf. De meer ontvankelijke kadetten - Sutton, Von Gluck, Ostrander - konden niet met droge ogen naar achter kijken. Zelfs de minzame Culpepper voelde ontzag voor de luister van het schouwspel - de zon een ondraaglijk fel gat in de ruimte, de Aarde een mollige parel rollend op zwart fluweel tussen myriaden fonkelende diamanten. En weg van de Aarde, weg van de zon, opende zich een verheven panorama van een totaal andere dimensie. Voor het eerst kregen de kadetten een vaag idee dat Henry Belt inderdaad vreemde visioenen had gezien. Hier was de dood, hier was vrede, eenzaamheid, sterrenstralende schoonheid die geen vergetelheid in de dood beloofde, maar de eeuwigheid... Stromen en plassen van sterren... de bekende sterrenbeelden, de sterren met hun fiere namen die zich presenteerden als helden: Achernar, Fomalhaut, Sadal Suud, Canopus...
Sutton durfde niet te kijken. 'Het komt niet doordat ik bang ben,' zei hij tegen Von Gluck, 'of ja, misschien is het wel angst. Het lokt me, trekt me erheen... Op den duur zal ik er wel aan wennen.'
'Ik weet het niet zo zeker,' zei Von Gluck. 'Het zou me niets verbazen als de ruimte een verslaving kon worden, een behoefte - zodat je altijd koortsig en ademloos bent wanneer je op Aarde bent.'
Het leven werd allengs een sleur. Henry Belt leek geen mens meer maar een grillig aspect van de natuur, als een storm of de bliksem; en net als een natuurramp kende Belt geen gunstelingen, en hij vergaf geen enkele geringschatting. Op de kamers van de kadetten na ontsnapte geen enkel hoekje van het schip aan zijn aandacht. Altijd stonk hij naar whisky, en de kadetten vroegen zich stiekem af hoeveel drank Belt wel niet aan boord had gebracht. Maar hoe hij ook stonk of op zijn benen waggelde, zijn ogen bleven schrander en kalm, hij sprak zonder een letter in te slikken en zijn stem bleef vreemd helder en zoetgevooisd.
Op een dag toen hij iets zatter dan normaal leek, stuurde hij iedereen in zijn ruimtepak naar buiten om het zeil te controleren op meteoorgaten. Het bevel leek wel zo vreemd dat de kadetten hem ongelovig aanstaarden. 'Heren, u aarzelt; u rept zich niet; u luiert zelfvoldaan. Denkt u soms dat u aan de Rivièra bent? In uw pakken, in looppas, en degene die het laatst aangekleed is krijgt een strafpunt!'