Slaven van de Klau(10)
'Geweldig. Fantastisch. Pak ze, Vijfentwintig!' zei Lynch. 'Ik heb gehoord dat sommige kerels zich plat op hun gezicht laten vallen en de Aarde zoenen als ze geland zijn. Maar ik koop een grot en ik kom er de rest van mijn leven niet meer uit.'
Sutton nam een kijkje bij de gegevens schijven. De as liep nog steeds onzuiver, niet veel, maar duidelijk waarneembaar. 'Goeie hemel,' zei hij schor. 'Het andere eind zit ook los.'
Lynch begon te vloeken; Verona's schouders zakten in. 'Laten we dan maar weer aan de slag gaan.'
Ze maakten een nieuw lager en bevestigden het. De schijven wiebelden en schuurden. Mars, nu een okerkleurige schijf, naderde steeds dichter van opzij. Nu de computer niet te vertrouwen was, berekenden de kadetten de koers met de hand. De uitkomsten verschilden iets van die van de computer. Ze keken elkaar moedeloos aan. 'Nou,' gromde Ostrander, 'ergens zit er een fout in. Ligt het aan de instrumenten? Aan de berekeningen? Aan de koersbepaling? Of zit het in de computer?'
Culpepper zei op gedempte toon: 'In ieder geval slaan we niet te pletter.'
Verona bestudeerde de computer nog een keer. 'Ik snap niet waarom de lagers niet beter werken... De ophanging... kan die verschoven zijn?' Hij haalde de zijkant van de kast weg en bestudeerde het inwendige. Toen haalde hij gereedschap.
'Wat ben jij van plan?' wilde Sutton weten.
'Ik wil proberen de ophangsteunen te draaien. Volgens mij zit 't 'm daarin.'
'Blijf er toch af! Als jij dat ding naar God helpt, doet hij het nooit meer!'
Verona keek de anderen vragend aan. 'En? Hoe luidt uw vonnis?'
'Misschien kunnen we het beter opnemen met de ouwe,' zei Ostrander nerveus.
'Allemaal heel leuk - maar je weet al van tevoren wat hij gaat zeggen.'
'We loten met kaarten. Schoppenaas gaat het hem vragen.'
Culpepper was de gelukkige. Hij klopte op Beits deur. Belt reageerde niet. Culpepper wilde nog een keer kloppen, maar weerhield zich.
Hij ging terug naar de anderen. 'Laten we maar wachten tot hij zich vertoont. Ik stort liever neer op Mars dan dat ik Henry Belt met z'n rooie boekje te voorschijn tover.'
Het schip sneed de baan van Mars met een ruime voorsprong op de rode planeet. Mars kwam naar hen toe vallen met een eigenaardige, schuchtere grandeur: een kennelijk enorme, bolvormige massa, maar de details waren zo helder en scherp getekend, en er was zo weinig perspectief, dat er niets viel te zeggen over de absolute grootte of de afstand. In plaats dat het zeil met een scherpe ellips terugvloog naar de Aarde, beschreef het een stompe hyperbool en koerste verder weg, nu met een snelheid van tegen de tachtig kilometer per seconde. Mars verdween naar achter en opzij. Vooruit lag een nieuw ruimtevolume. De zon was zichtbaar kleiner. De Aarde was niet meer te onderscheiden van de sterren. Mars verdween snel en definitief en de ruimte leek eenzaam en verlaten.
Henry Belt was in twee dagen niet boven water gekomen. Eindelijk klopte Culpepper op zijn deur - eenmaal, tweemaal, drie keer. Er keek een vreemd gezicht naar buiten. Belt zag er verwilderd uit en zijn huid leek wel van mislukt deeg. Zijn ogen waren rood en gloeiden en zijn haar leek onmogelijk slordig voor een mat van stoppels.
Maar hij zei met zijn gewone heldere stem: 'Meneer Culpepper, uw genadeloze lawaai heeft mij gestoord. Ik ben helemaal niet blij met u.'
'Dat spijt me, meneer. We waren bang dat u misschien ziek was.'
Belt antwoordde hier niet op. Hij keek langs Culpepper naar de kring van ernstige gezichten. 'De heren zien er buitengewoon bedroefd uit. Heeft deze veronderstelde ziekte van mij u zo aangegrepen?'
'De computer is kapot,' flapte Sutton eruit.
'Nou, dan moet u hem repareren.'
'We zouden de ophanging moeten veranderen. Als we het niet goed doen-'
'Meneer Sutton, valt u mij alstublieft niet lastig met huishoudelijke details.'
'Maar meneer, het begint ernstig te worden! We hebben uw raad nodig. Het is al niet gelukt om bij Mars om te keren.'
'Tja, dan hebben we altijd Jupiter nog. Moet ik u de fundamentele elementen van de astrogatie uitleggen?'
'Maar de computer heeft het begeven - voorgoed.'
'Wel - als u nog terug wilt naar de Aarde, dan zult u met pen en papier moeten gaan zitten rekenen. Waarom moet ik u alles voorkauwen?'
'Jupiter is heel ver weg,' zei Sutton met een schril stemmetje. 'Waarom kunnen we niet gewoon omkeren en naar huis gaan?'
'Ik zie nu dat ik het u te makkelijk heb gemaakt,' zei Henry Belt. 'U ziet werkeloos toe; u kletst wartaal terwijl de machines kapot gaan en het schip doelloos rondzwalkt. Iedereen trekt zijn ruimtepak aan voor een inspectie van het zeil. Vooruit nu. Een beetje actie, heren. Wat zijn jullie nu? Wandelende lijken? Meneer Culpepper, vanwaar die aarzeling?'
'Het kwam net bij me op, meneer, dat we de asteroïden- gordel naderen. Als officier van de wacht acht ik het mijn plicht om de koers te wijzigen zodat we dat gebied passeren.'
'Dat mag; daarna helpt u de rest met de inspectie van de romp en het zeil.'