Reading Online Novel

Slaven van de Klau(53)



Kitty, de weelderige blonde gastvrouw, zei met een ademloze alt: 'Ik vind het snoezig. Ik zou het verschrikkelijk graag dragen.'

De bartender raapte de bol nog een keer op. 'Ik ken geen dames,' zei hij, terwijl hij het ding weifelend inspecteerde. 'Het is wel een mooi dingetje. Ja, misschien wil ik er wel twintig frank voor dokken.'

Achter hem zoemde het telescherm. Hij schakelde beeld en geluid in twee richtingen tegelijk aan zonder af te wachten wie opbelde. Toen ging hij opzij om niet in de weg te staan. Allixter kreeg de kans niet om onder de bar te duiken. Sam Schmitz staarde hem recht in het oog.

'Allixter!' brulde Schmitz. 'Je hebt vijf minuten de tijd om je te melden. Daarna hoeft het niet meer!' Meteen schakelde het scherm zich uit.

Allixter staarde vanonder zijn peinzende donkere wenkbrauwen naar de barman, die rustig terugkeek. 'Aangezien je haast hebt,' zei Buck, 'geef ik je er vijfentwintig frank voor. Het is best een aardig dingetje.'

Allixter stond op. Hij gooide de bol van zijn ene hand in zijn andere. De barman stak geschrokken zijn hand uit. 'Pas op - je breekt hem nog.' Hij deed een greep in de kassa. 'Hier heb je vijfentwintig frank.'

'Vijfhonderd,' zei Allixter.

'Dat gaat niet,' zei de barman.

'Maak er dan vierhonderd van.'

Buck schudde zijn hoofd terwijl hij Allixter met listig toegeknepen ogen bleef aankijken. Allixter draaide zich om en liep zonder een woord de bar uit. Buck wachtte als een standbeeld. Allixters donkere gezicht verscheen weer om de hoek van de deur. 'Driehonderd.'

'Vijfentwintig frank.'

Allixter zette een gefolterd gezicht en vertrok nu echt.

Op straat aarzelde hij even. Het station, een immense kubus van een gebouw, rees als een klif omhoog in de winterse zon en domineerde de tamelijk ongunstig bekende buurt van de Naaf. Aan de voet van de kubus lagen de pakhuizen, glinsterende aluminium blokken van elk een halve kilometer lengte. Vrachtwagens en bestelauto's sabbelden aan de laadperrons als rode en blauwe bloedzuigers.

De daken van de pakhuizen deden dienst als vracht- dekken waar flexibele laadbomen de ruimen van de luchtschepen volpakten met de voortbrengselen van honderd werelden. Allixter bezag de bedrijvigheid een ogenblik terwijl hij er zich goed van bewust was dat negentiende van het verkeer zich van hieraf onzichtbaar afspeelde in de buizen - naar stations op Aarde, naar de planeten, naar de sterren.

'Pokke!' zei hij. Hij liep ongehaast naar de cel op de hoek terwijl hij nog eens naar de kristallen bol keek. Eigenlijk had hij hem moeten verkopen. Vijfentwintig frank was nog altijd vierentwintig frank winst. Maar dat idee wees hij van de hand. Je kon maar weinig meenemen door de buizen en dan moest je wél een fatsoenlijke winst maken.

De bol was in werkelijkheid een soort zeedier dat aangespoeld was op een roze strand op- hij was de naam van de planeet vergeten. De code van het station was 9-3-2. Hij stak het ding weg in zijn zak, klom in de schelp in de cel, vloog in een spiraal omhoog en wipte naar buiten in het licht Hij stapte op het dek van de stationsadministratie.

Een paar meter van hem vandaan was het glazen hok waar Sam Schmitz, de voorman en taakverdeler, op een hoge kruk zat. Allixter schoof een ruitje opzij en zei vriendelijk: 'Hallo, Sam.' Schmitz had een pafferig rond gezicht met een felrode kleur. Hij bezat de kin en de uitdrukking van een buldog.

'Allixter,' zei Schmitz, 'ik heb een verrassing voor je. We gaan de boel hier strakker organiseren. Jullie figuren van de reparatiedienst hebben je in je kop gehaald dat jullie een stelletje aristocraten zijn, alleen verantwoordelijk aan God. Dat is een vergissing van jullie. Drie uur geleden had je op je post moeten zijn. Twee uur lang heeft de chef aan m'n kop lopen zeuren om een mecanicien. Waar vind ik jou? In Bucks bar. Ik wil best aardig tegen jullie zijn, maar dan moet je wel iets terugdoen.'

Allixter luisterde zonder zich in te spannen en hij knikte waar nodig. Waar kon hij die bol nu nog slijten? Misschien kon hij beter wachten tot hij een week vrij had en hem dan meenemen naar Edmonton of Chicago. Of beter nog, wachten tot hij nog een paar dingen bij elkaar had gehaald en dan naar Parijs of Mexico gaan, waar je echt rijk kon worden. Schmitz pauzeerde even om adem te halen.

'Staat er iets op het programma, Sam?' vroeg Allixter.

De reactie verbaasde hem. Sam beefde van woede. 'Allejezus! Waar denk je dat ik de afgelopen vijf minuten over heb zitten oreren?'

Allixter dacht haastig terug aan wat hij gehoord had, een zin hier en een paar woorden daar, maar het was niet genoeg. Over zijn kin strijkend zei hij: 'Ik heb het niet helemaal kunnen volgen, Sam. Wil je het nog een keer zeggen...? Wat scheelt er precies aan?'

Sam had er genoeg van. 'Ga naar de chef. Hij vertelt 't je wel. Ik kan er niet meer tegen.'

Allixter liep over het dek naar een gang en bleef staan voor een grote groene deur waar in bronzen letters op stond: directeur onderhoud en reparatie, treed binnen.