Slaven van de Klau(13)
Kort daarna vervielen Lynch en Ostrander tot roerloze hulpeloosheid. De minzame Culpepper, de pragmatische Verona en de gevoelige Von Gluck bleven over.
Buiten het gehoor van Henry Belt zaten ze zacht te praten. 'Ik geloof nog steeds,' zei Culpepper, 'dat er een manier moet bestaan om aan deze puinhoop te ontkomen, en dat Belt weet welke manier dat is.'
Verona zei: 'Ik wou dat ik het kon geloven... We hebben het al honderd keer nagelopen. Als we naar Saturnus of Neptunus of Uranus uitwijken, dan brengen de vectoren van de stuwkracht plus onze vaart ons ver voorbij de baan van Pluto voordat we in hun buurt komen. De plasmastralen zouden ons kunnen laten stoppen als we genoeg energie hadden, maar het zeil kan daar niet voor zorgen, en een andere energiebron hebben we niet.'
Von Gluck sloeg met zijn vuist in zijn hand. 'Heren,' zei hij zacht, op een verrukte toon.
Culpepper en Verona staarden hem aan, vrolijkten op door zijn stralende gezicht.
'Heren,' herhaalde Von Gluck, 'ik geloof dat we wel voldoende energie bij de hand hebben. We gebruiken het zeil. Weten jullie nog? Het staat bol. Het kan als spiegel fungeren. Het heeft een oppervlak van veertien vierkante kilometer. Het zonlicht is hier dun gezaaid - maar als we er maar genoeg van bijeen harken-'
'Ik snap 't!' zei Culpepper opgewonden. 'We draaien de romp totdat de reactor in het brandpunt van het zeil staat en dan zetten we de straalpijpen aan!'
Verona zei weifelend: 'Dan zijn we nog steeds onderworpen aan de lichtdruk. En wat erger is, de straalpijpen hebben ook effect op het zeil. Ofwel - het een valt tegen het ander weg. Dus komen we nog nergens.'
'Als we het middelste stuk uit het zeil weghalen - net genoeg zodat het plasma erdoorheen kan - dan is dat ook opgelost. En wat de stralingsdruk betreft - met de plasma-aandrijving komen we vast sneller vooruit.'
'Waar maken we plasma van? We hebben geen brandstof.'
'We nemen alles wat geïoniseerd kan worden. De radio, de computer, jouw schoenen, mijn overhemd, Culpeppers camera, Henry Belt z'n whisky...'
8
De engelenwagen kwam omhoog naar Zeil 25 dat naast Zeil 40 in een baan lag. Zeil 40 maakte zich gereed om met een nieuwe bemanning uit te varen.
Henry Belt zei: 'Heren, ik verzoek u dringend geen rommel, afval of oude kleren aan boord achter te laten. Niets is vervelender dan beginnen met een slordig schip. Terwijl we wachten tot de pont klaar is, stel ik voor dat u het schip voor het laatst nog grondig inspecteert.'
De lichter zweefde naderbij en stopte. Drie mannen sprongen naar Zeil 40, dat een paar honderd meter achter de 25 hing. De drie mannen begonnen aan de lijnen te trekken die ze hadden meegenomen en sleepten kisten en bundels door de leegte naar het zeil.
De vijf kadetten en Henry Belt stapten in ruimtepak in het zonlicht. Onder hen lag de Aarde uitgespreid, groen en blauw, wit en bruin, met de dierbare contouren die tranen in de ogen brachten. De kadetten die vracht overbrachten naar nummer 40 wierpen onder het werk nieuwsgierige blikken op de bemanning van Zeil 25. Eindelijk waren ze klaar en de zes mannen van de 25 gingen aan boord van de pont.
'Veilig en wel terug, hè Henry?' zei de piloot. 'Ik sta iedere keer weer verbaasd.'
Belt antwoordde niet. De kadetten verstouwden hun spullen en vervolgens, staand voor het raam, wierpen ze een laatste blik op Zeil 25. De pont begon aan de terugweg; de twee zeilen leken te stijgen.
De pont dook de atmosfeer in en er weer uit om te remmen, herhaalde dat enkele malen en stak dan zijn vleugels uit en maakte een glijvlucht naar de Mojavewoestijn, waar hij zacht landde.
Met plotseling knikkende knieën onder de zwaartekracht waar ze weer aan moesten wennen, strompelden de kadetten achter Henry Belt aan naar de bus die hen naar het kantorencomplex vervoerde. Daar stapten ze uit en nu gebaarde Belt het vijftal dat ze bij elkaar moesten gaan staan.
'Hier neem ik afscheid van u, heren. Ik ga mijn weg, u de uwe. Vanavond zal ik mijn rode boekje nalopen en na diverse correcties zal ik mijn officiële verslag opstellen. Maar ik kan u nu wel vast een officieus resumé van mijn bevindingen geven.
Ten eerste is dit niet mijn beste en ook niet mijn slechtste klas geweest. Meneer Lynch en meneer Ostrander, volgens mij bent u ongeschikt voor een gezagsfunctie of voor een situatie waarin u bloot kunt komen te staan aan langdurige druk van de emoties. Ik kan u niet aanbevelen voor een taak in de ruimte.
De heren Von Gluck, Culpepper en Verona voldoen alle drie aan mijn minimale eisen voor een aanbeveling, hoewel ik de woorden "speciaal aanbevolen" alleen bij de namen "Clyde von Gluck" en "Marcus Verona" zal noteren. U heeft het zeil teruggebracht naar de Aarde door middel van in wezen onberispelijke navigatie. Het houdt in dat ik nog minstens één ruimtereis zal moeten maken om mijn lot te vervullen.
Hier eindigt dus onze relatie. Ik vertrouw erop dat u er iets van opgestoken heeft.' Belt knikte de vijf stuk voor stuk even toe en hobbelde toen om de hoek van het gebouw.