Slaap(109)
Reidar gaat zitten en kijkt de stapel brieven vluchtig door. Reidars Japanse vertaler wil de precieze titel en leeftijd van de verschillende personages weten voor de mangaverfilming van de boeken, en een producent van een Amerikaanse televisiemaatschappij wil een nieuw idee met hem bespreken. Helemaal onder op de stapel ligt een gewone envelop zonder afzender. Het lijkt alsof een kind Reidars adres heeft opgeschreven.
Hij weet niet waarom zijn hart al sneller begint te kloppen voordat hij de envelop openscheurt en begint te lezen:
Felicia slaapt nu. Ik ben een jaar geleden hier in de Kvastmakarbacken 1B komen wonen. Felicia is hier al veel langer dan ik. Ik ben het zat om haar eten en water te geven. Je kunt haar terugkrijgen als je wilt.
Reidar staat op en belt met trillende handen naar Joona. Zijn telefoon staat uit. Reidar loopt naar de hal. Hij weet uiteraard dat het weer een oplichter kan zijn, maar hij moet erheen, hij moet er nu heen. Hij pakt de autosleutel uit de schaal op de tafel in de hal, controleert of de nitroglycerinespray in zijn jaszak zit en stormt dan naar buiten.
Terwijl hij naar Stockholm rijdt probeert hij Joona weer te bellen en krijgt dan diens collega Magdalena Ronander aan de lijn.
‘Ik weet waar Felicia is,’ schreeuwt hij. ‘Ze is in Södermalm, in een gebouw aan de Kvastmakarbacken.’
‘Ben jij dat, Reidar?’ vraagt ze.
‘Waarom is het zo godvergeten moeilijk iemand te pakken te krijgen?’ brult Reidar.
‘Je bedoelt dat je weet waar Felicia is?’ vraagt Magdalena.
‘In de Kvastmakarbacken op nummer 1B,’ zegt Reidar in een poging beheerst en duidelijk te klinken. ‘Er is vanmorgen een brief gekomen.’
‘We willen die brief graag bekijken...’
‘Ik moet Joona spreken,’ kapt Reidar haar af en de telefoon glipt uit zijn hand.
Hij valt ratelend naast de stoel en Reidar vloekt binnensmonds en slaat gestrest op het stuur terwijl hij een grijze vrachtwagen inhaalt. De voorruit wordt overspoeld door vuile sneeuw en de auto schudt van de zuiging.
141
Reidar rijdt het trottoir op en laat de auto met open portier voor het rode hek naar de Kvastmakarbacken staan. De telefoon onder de stoel gaat over, maar hij laat hem liggen. Zijn benen trillen als hij over het hek klimt, door de diepe sneeuw rent en dan de geveegde oprit op.
Nummer 1B is een oud stenen gebouw dat in zijn eentje op een heuvel staat. Erachter is alleen een doorgaande weg en industrieterrein. Reidar glijdt uit op de steile stenen trap en stoot zijn knie zo hard dat hij het uitschreeuwt.
Hij probeert rustig te ademen, loopt trekkebenend omhoog terwijl hij kreunt van de pijn.
Leunend tegen het gietijzeren hek rukt hij aan de gesloten deur en voelt het bloed in zijn broekspijp vanaf zijn knie omlaag lopen.
Een lamp met het huisnummer 1B brandt vuilgeel in de portiek.
Reidar bonkt zo hard hij kan op de deur en ten slotte kraakt het raam ernaast als het opengeduwd wordt.
‘Waar ben jij mee bezig?’ vraagt een kale oude man door de kier.
‘Doe de deur open,’ hijgt Reidar. ‘Mijn dochter is hierbinnen.’
‘Aha,’ pruttelt de oude man en hij trekt het raam dicht.
Reidar bonkt weer op de deur en na een tijdje wordt het slot opengedraaid. Reidar rukt de deur open, loopt direct naar binnen en schreeuwt in het trappenhuis: ‘Felicia! Felicia!’
De oude man ziet er angstig uit en loopt achteruit naar zijn deur, en Reidar komt achter hem aan.
‘Was jij het?’ vraagt hij. ‘Heb jij die brief geschreven?’
‘Ik ben gewoon...’
Reidar dringt langs de man heen en loopt zo het appartement binnen. Links bevindt zich een keukentje met een tafel en een stoel. De man blijft in de deuropening staan terwijl Reidar de andere kamer in loopt. Voor een rode bank met een paar dekens eroverheen staat een tv’tje op een voet. Reidars schoenen laten natte sporen achter op het zeil. Hij trekt de kleerkast open en graait tussen de hangende kleren.
‘Felicia!’ roept Reidar en hij kijkt de badkamer in.
De oude man loopt het trappenhuis in als hij Reidar aan ziet komen.
‘Maak de kelder open!’
‘Nee, ik...’
Reidar komt achter hem aan. Zijn blik gaat gejaagd over de muren, de deuren en de uitgesleten stenen trap die naar beneden leidt.
‘Doe open!’ schreeuwt Reidar, en hij grijpt de spencer van de man beet.
‘Alstublieft,’ smeekt hij en hij haalt de sleutels uit zijn broekzak.
Reidar grist de sleutels uit zijn hand en rent naar beneden, hij huilt als hij de stalen deur openmaakt en de ruimte met kelderboxen in rent.
‘Felicia!’ roept hij.
Hij hoest en loopt langs de gaaswanden terwijl hij zijn dochter roept, maar er is niemand en hij rent weer naar boven. Zijn borst begint pijn te doen, maar hij stormt verder naar de volgende verdieping en trapt tegen de deur. Hij duwt de brievenbus open, roept Felicia, gaat verder naar de volgende verdieping en belt aan. Het ruikt naar fruit en vermolmd hout.