Prinses Daisy(5)
Een leven waarin werk van weinig betekenis was en aan prestaties, behalve in sport en de speelzaal, geen hoge plaats werd toegekend. Het was een leven, waarin men al zijn energie besteedde aan de uiterlijkheden en versieringen van het leven; een goede verzorging, mode, weelde en exotische huisinrichting, voortdurend reizen, amusement en een brede kennissenkring in plaats van diepe vriendschappen.
Onverbrekelijk verbonden met het leven van de internationale set was de man, die toen playboy heette. De echte playboy had zelf meestal niet veel geld, maar was alleen daar te vinden waar geld was. Hij was altijd opgewekt en innemend, was thuis op het gebied van vrijwel ieder spel, bezat de tact om beschaafd te drinken, speelschulden te vermijden en vrouwen zóveel genot te schenken, dat zij gegarandeerd met hun vriendinnen over hem spraken.
Prins Alexander Vassilivitch Valensky was geen playboy, maar omdat hij zo vaak op plaatsen te vinden was waar playboys bij elkaar kwamen, had de pers Stash Valensky gemakshalve ook maar tot playboy bestempeld.
Het enorme privévermogen van Stash Valensky scheidde hem volkomen van de gelederen van de playboys. Het was een rijkdom waaraan hij nooit had hoeven twijfelen, ook niet in tijden van zijn wildste uitspattingen. Het was zelfs nooit in hem opgekomen ze als uitspattingen te beschouwen, omdat hij kon uitgeven wat hij wilde. Zijn voorvaderen hadden altijd in weelde gebaad, tot aan zijn vader, wijlen prins Vasilli Alexandrovitch Valensky, toe. Toch kon men Stash Valensky beslist geen zakenman noemen. Tot 1939, toen door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geen polo werd gespeeld, had hij bijna zijn hele volwassen leven aan dit spel gewijd. Sinds 1935 behoorde hij tot de tien beste spelers in een sport die zo duur was om aan deel te nemen, dat slechts negenduizend mensen ter wereld het ooit speelden.
Valensky had de lichaamsbouw van een groot atleet, die zijn hele leven het uiterste van zijn lichaam heeft gevergd, en de waakzame, felle ogen van een natuurlijk roofdier. Hij had een vrijmoedige blik en zijn zware wenkbrauwen waren veel donkerder dan zijn blonde haar, kort geknipt en ruw als de pels van een slordig getrimde hond. Valensky had nooit ergens om hoeven vragen: óf hij had het gekregen óf hij had het genomen. Door zijn neus, die meermalen was gebroken, maakte hij de indruk een vechtersbaas te zijn. Hij had de verweerde huid van een buitenman en zware, stompe, bijna wrede trekken; maar hij liep met de snelle, gracieuze tred van iemand die overal waar hij zich bevond de toestand meester was. In de internationale polowereld werd hij beschouwd als iemand die de beste 'handen' had. Niet alleen dat Valensky nooit onnodig kracht op het bit en de teugels uitoefende, maar ook was hij een van die mensen met een aangeboren instinct om tussen hem en zijn pony een communicatie tot stand te brengen, waardoor het leek alsof het dier een verlengstuk van hemzelf was.
Toch bezat prins Valensky negen pony's in plaats van de gebruikelijke vijf of zes, want hij reed als een barbaar. Het is niet veilig om gedurende meer dan twee 'chukkers' in één spel een polo-pony te berijden, ermee te galopperen en op topsnelheid te wenden. Stash reed zo agressief, dat hij voor ieder van de zes 'chukkers' de voorkeur aan een verse pony gaf, en hij wilde nooit minder dan drie dieren in reserve hebben. Overeenkomstig de regels van de Hurlingham Polo Association, waaronder hij speelde, is het niemand toegestaan 'zodanig op een tegenstander af te rijden dat hij geïntimideerd raakt en zodoende gedwongen wordt zich terug te trekken.' Stash hield vlak voor dat dubbelzinnige onderscheid halt, maar hij reed nooit op een tegenstander af zonder het duidelijk voornemen hem van zijn paard af te werpen. Er waren veel spelers die vonden dat de HPA-spelregels een speciale penalty hadden moeten bevatten, waardoor Valensky werd gediskwalificeerd, al had nog geen enkele scheidsrechter hem ooit het veld afgestuurd.
Het was een galadag voor Deauville toen de menigte zich beschaafd naar de tribunes voor de polofinales toedrong. Toen de burgemeester van de stad door de directie van hotel Normandië verwittigd was, dat Francesca tot hun gasten behoorde, was hij persoonlijk naar het hotel gegaan en had haar zeer officieel verzocht, of zij de beker aan de winnaar van de wedstrijd van die dag zou willen overhandigen.
'Die eer had mij te beurt zullen vallen, mademoiselle,' zei hij tegen haar, 'maar het zou een grote dag voor Deauville zijn, als u hierin wilt toestemmen.' De burgemeester begreep heel goed, dat er door de deelneming van een filmster door de pers veel meer aandacht aan het hele gebeuren zou worden besteed dan wanneer het alleen maar een sportwedstrijd was geweest.
'Nou. . .' zei Francesca voor de vorm aarzelend, maar ze zag zich al duidelijk in het middelpunt van de competitie.
'Dat zal ze graag doen,' verzekerde Margo de burgemeester. Ze droeg een wit zijden pakje met donkerblauwe garnering, dat ze op deze reis nog niet had gedragen. Ze had gemeend, dat het voor polo te netjes zou zijn, maar als Francesca ook een rol in het geheel speelde, zou het uitstekend geschikt zijn. Margo was dol op afbeeldingen van koninklijke personages, die inboorlingen dingen aanbieden, iets wat ze zelfs tegenover Matty nooit zou hebben toegegeven. Soms zag Margo zichzelf glimlachend en elegant staan, terwijl haar een boeket rozen werd overhandigd door een klein meisje dat een knix maakte. Het zou haar nooit overkomen, maar waarom zou het Francesca niet overkomen?