Politie(9)
‘Jij draaide platen en je dacht aan haar?’
‘Ja, de hele tijd. Tot ik ongeveer zestien was. En niet platen. Maar de plaat.’
‘Dark Side of the Moon?’
‘Ja.’
‘Maar ze wilde jou niet?’
‘Dat weet ik niet. Waarschijnlijk niet. Toen niet.’
‘Hm. Onze tijd zit erop. Ik zal je voor de volgende keer iets te lezen meegeven. En verder wil ik dat je een nieuw slot maakt voor het verhaal van de droom. Ze moet praten. Ze zal iets tegen je zeggen. Iets wat je graag wilt dat ze tegen je zegt. Dat ze je leuk vindt misschien. Kun je daar voor de volgende keer over nadenken?’
‘Goed.’
De patiënt stond op, pakte zelf zijn jas van de kapstok en liep naar de deur. Aune ging recht voor zijn bureau zitten en keek op de agenda die oplichtte vanaf zijn pc-scherm. Die zag er deprimerend vol uit. En hij besefte dat het weer was gebeurd: hij was de naam van de patiënt volkomen vergeten. Hij vond hem terug in de agenda. Paul Stavnes.
‘Volgende week zelfde tijd, Paul?’
‘Ja, goed.’
Ståle vulde het in. Toen hij opkeek was Stavnes al vertrokken.
Hij stond op, pakte de krant en liep naar het raam. Waar bleef verdomme de opwarming van de aarde die ze hadden beloofd? Hij keek naar de krantenpagina, maar had ineens geen zin meer en gooide de krant weg. Weken en maanden spitten in de kranten was genoeg. Doodgeslagen. Grof geweld gericht op het hoofd. Erlend Vennesla laat een vrouw, kinderen en kleinkinderen na. Vrienden en collega’s in shock. ‘Aardig, fatsoenlijk en vriendelijke man, had absoluut geen vijanden.’ Ståle Aune haalde diep adem. There is no dark side of the moon, not really. Matter of fact, it’s all dark.
Hij keek naar de telefoon. Ze hadden zijn nummer. Maar hij bleef zwijgen. Net als het meisje in de droom.
Hoofdstuk 4
Het hoofd van de afdeling Geweld, Gunnar Hagen, ging met zijn hand over zijn voorhoofd en verder door de laguneachtige opening van haar. Het zweet dat zich had verzameld op zijn handpalm, werd opgevangen door de stevige atol van haar op zijn achterhoofd. Voor hem zat het onderzoeksteam. Bij een gewone moord zou het normaal gesproken om twaalf personen gaan. Maar moord op een collega was niet normaal en K2 was dan ook tot op de laatste stoel bezet. Er waren ongeveer vijftig personen, als je de zieken meetelde bestond het team uit drieënvijftig man. En binnenkort zouden er meer ziekmeldingen komen, de media-aandacht begon zijn tol te eisen. Het beste wat je over deze zaak kon zeggen, was dat de twee grote moordonderzoekteams – afdelingen Geweld en Kripos – dichter naar elkaar toe waren gekomen. Alle rivaliteit was aan de kant geschoven en voor deze keer werkten ze als een groep samen zonder een andere agenda dan de dader vinden die hun collega had vermoord. De eerste weken hadden ze dat met zo’n intensiteit en gedrevenheid gedaan dat Hagen ervan overtuigd was dat de zaak snel opgelost zou worden ondanks het gebrek aan technische sporen, getuigen, mogelijke motieven, mogelijke verdachten en mogelijke en onmogelijke aanknopingspunten. Gewoon omdat de wil zo enorm was, het net zo fijnmazig, de fondsen waarover ze konden beschikken bijna onuitputtelijk leken. Maar toch.
De grauwe, vermoeide gezichten staarden hem aan met een apathie die met de week toenam. En de persconferentie van gisteren – die nogal had geleken op een capitulatie met hun smeekbede om hulp van wie dan ook – had de moraal ook niet opgekrikt. Vandaag waren er twee ziekmeldingen terwijl die mensen niet snel in bed kropen. Bovendien bleek, naast de Vennesla-zaak, de Gusto-zaak niet opgelost te zijn toen Oleg Fauke was vrijgelaten en Chris ‘Adidas’ Reddy zijn bekentenis had ingetrokken. Er was echter één positief punt te melden wat betreft de Vennesla-zaak: de moord op de politieman overschaduwde de moord op de drugsjongen Gusto zo volledig dat de pers geen woord had geschreven over het feit dat die zaak weer helemaal openlag.
Hagen keek naar het papier dat voor hem op de lessenaar lag. Er stonden twee zinnen op. Dat was alles. Een ochtendbespreking met twee zinnen.
Gunnar Hagen schraapte zijn keel. ‘Goedemorgen mensen. We hebben zoals de meesten van jullie weten meerdere tips binnengekregen na de persconferentie van gisteren. In totaal negenentachtig tips, waarvan de meeste nu worden nagetrokken.’
Hij hoefde niet te zeggen wat iedereen al wist: dat ze na drie maanden op de bodem zaten, dat vijfennegentig procent van de tips gewoon bullshit was, de gebruikelijke gekken die altijd belden, dronken lui, mensen die de aandacht wilden vestigen op iemand die ervandoor was gegaan met hun geliefde, een buurman die nooit de portiek schoonmaakte, practical jokes of gewoon mensen die wat aandacht wilden, iemand met wie ze konden praten. Met ‘de meeste’ bedoelde hij vier. Vier tips. En toen hij zei ‘worden nagetrokken’, was dat ook een leugen; ze waren al nagetrokken. En ze hadden geleid tot waar ze al waren: tot niets.