Reading Online Novel

Politie(5)



Naast het bleke, bijna doorzichtige gezicht van de tengere vrouw leek dat van haar collega bijna te blozen. Zijn wangen met sproeten waren versierd met twee knalrode schiereilanden van baardhaar. Zijn ogen puilden licht uit, alsof er daarbinnen te veel druk was, waardoor hij een licht verbaasde uitdrukking op zijn gezicht had. Maar het opvallendst was zijn muts die tevoorschijn kwam toen hij de witte capuchon wegtrok: een grote rastamuts in de Jamaicaanse kleuren: groen, geel en zwart.

Beate Lønn legde een hand op de schouder van de rillende agent. ‘Ga maar naar huis, Simon. Zeg niet dat ik het heb gezegd, maar ik stel voor dat je een stevige borrel neemt voor je naar bed gaat.’

De agent knikte en drie seconden later was de gebogen rug opgeslokt door de duisternis.

‘Is het erg?’ vroeg Anton.

‘Heb je geen koffie bij je?’ vroeg de rastamuts terwijl hij een thermosfles opendraaide. Al na die paar woorden kon Anton vaststellen dat hij niet uit Oslo kwam. Ergens uit het noorden, maar zoals de meeste mensen uit Østlandet had hij geen verstand van dialecten en er vooral geen interesse in.

‘Nee,’ zei Anton.

‘Het is altijd verstandig om je eigen koffie mee te nemen naar een plaats delict,’ zei de rastamuts. ‘Je weet nooit hoe lang je daar moet blijven.’

‘Nou nou, Bjørn, hij heeft wel eerder geassisteerd bij moordonderzoeken,’ zei Beate Lønn. ‘Drammen, toch?’

‘Klopt,’ zei Anton en hij wipte heen en weer. Een keertje geassisteerd bij een moordonderzoek was een betere formulering. En hij had helaas een vermoeden waarom Beate Lønn zich hem kon herinneren. Hij haalde diep adem. ‘Wie heeft het lichaam gevonden?’

‘Dat was hij,’ zei Beate Lønn knikkend in de richting van de auto van de agent die op dat moment werd gestart en ronkte.

‘Ik bedoel, wie heeft het gevonden en de politie gewaarschuwd?’

‘Zijn vrouw belde toen hij niet was teruggekomen van een fietstocht,’ zei de rastamuts. ‘Hij zou hoogstens een uur wegblijven en zij was bang voor zijn hart. Hij had een gps met een actieve zender bij zich, dus ze hadden hem snel gevonden.’

Anton knikte langzaam, zag het voor zich. Twee politiemensen die aanbelden, een man en een vrouw. De politiemensen die hun keel schraapten, de vrouw aankeken met een ernstige blik die al vertelde wat ze vervolgens met woorden, onmogelijke woorden zouden herhalen. Het gezicht van de vrouw dat tegenstribbelde, dat niet wilde, maar dat zich binnenstebuiten leek te keren, de binnenkant liet zien, alles liet zien.

Het beeld van Laura, zijn eigen vrouw, dook op.

Een ambulance kwam zonder sirenes of zwaailicht aangereden.

Het begon Anton te dagen. De snelle reactie op een gewone melding van vermissing. De gps met zender. De grote opkomst. Overwerk. De collega die zo geschokt was over de vondst dat hij naar huis werd gestuurd.

‘Het gaat om een politieman,’ zei hij zacht.

‘Ik gok dat de temperatuur hier anderhalve graad lager ligt dan in de stad,’ zei Beate, die intussen een nummer intoetste op haar mobieltje.

‘Mee eens,’ zei de rastamuts en hij nam een slok van zijn koffie. ‘Nog geen verkleuring van de huid. Dus ergens tussen acht en tien uur?’

‘Politieman?’ herhaalde Anton. ‘Daarom zijn al die mensen hier, toch?’

‘Katrine?’ zei Beate. ‘Kun je iets voor me checken? Het gaat om de Sandra Tveten-zaak. Precies.’

‘Sodeju!’ riep de rastamuts uit. ‘Ik had ze toch gevraagd te wachten tot de lijkzak kwam.’

Anton draaide zich om en zag twee mannen van de technische recherche zich door het struikgewas heen worstelen met een baar tussen zich in. Een paar fietsschoenen stak onder het laken uit.

‘Hij kende hem,’ zei Anton. ‘Daarom trilde hij zo, of niet?’

‘Hij zei dat ze op Økern hadden samengewerkt tot Vennesla bij Kripos begon,’ zei de rastamuts.

‘Heb je daar de datum?’ vroeg Lønn door de telefoon aan Katrine.

Er klonk een kreet.

‘Maar in…’ zei de rastamuts.

Anton draaide zich om. Een van de baardragers was gestruikeld in de greppel. De lichtbundel van zijn lantaarn gleed over de baar. Over het laken dat was weggegleden. Over… over wat eigenlijk? Anton staarde. Was dat een hoofd? Dat wat aan de bovenkant van een menselijk lichaam zat, was dat echt een hoofd geweest? In de jaren dat Anton op de afdeling Geweld had gewerkt, vóór de grote fout, had hij vele lijken gezien, maar nooit zoiets als dit. De substantie deed Anton denken aan de te kort gekookte eieren van Laura tijdens het zondagsontbijt. De restanten van de eierschaal die nog aan het eigeel kleefden dat over de rest van het ei was gedropen en bezig was op te drogen terwijl het snotterige eiwit nog in de eierschaal zat. Kon dat echt… huid zijn?