Reading Online Novel

Politie(62)



Ze waren bijna bij Asker, maar ze hadden in een stilte gereden die zo geladen was dat toen Katrine eindelijk antwoordde, er niemand was die de vraag was vergeten.

‘Ja,’ zei ze.





Hoofdstuk 16

Katrine Bratt stak het open plein voor Chateau Neuf over, het hoofdkwartier van Det Norske Studentersamfund – de Noorse studentenvereniging. Vette feesten, coole concerten, heftige debatten. Zo wilde men dat deze plek werd gekarakteriseerd, herinnerde ze zich. En zo was het af en toe ook geweest.

De dresscode onder studenten was verbluffend weinig veranderd sinds zij hier kwam: T-shirts, spijkerbroeken, nerdbrillen, retro ski-jacks en retro militaire jassen, een consensus in stijl die onzekerheid probeerde te camoufleren, de gemiddelde streber die een signaal wil afgeven aan de briljante luiaard, de angst om sociaal en maatschappelijk te mislukken. Maar ze waren in elk geval dolblij dat ze niet hoorden bij die stakkers naar wie Katrine op weg was, aan de andere kant van het plein.

Een paar van die stakkers kwamen via de zogenaamde gevangenispoort voor het schoolterrein op haar af gelopen. Studenten in zwarte politie-uniformen die altijd te groot leken, hoe krap ze ook zaten. Ze kon van verre de eerstejaars eruit pikken: zij probeerden midden in het uniform te staan en hadden de klep van de pet iets te ver over hun voorhoofd getrokken. Hetzij om hun onzekerheid te verbergen door er streng uit te zien, hetzij om de wat minachtende of medelijdende blikken van de studenten aan de overkant van het plein niet te hoeven zien. De echte studenten, de vrije, zelfstandige, kritische, denkende intellectuelen. Die grinnikten onder lang, vet haar terwijl ze op de trappen in de zon lagen, verheven in hun minachting terwijl ze iets inhaleerden waarvan ze wisten dat de politiestudenten wisten dat het geestverruimend spul was.

Want zij waren de echte jongeren, de besten van de samenleving met het recht fouten te maken, zij die nog steeds de keuzes in het leven voor zich hebben, niet achter zich.

Misschien had alleen Katrine dat zo gevoeld toen ze hier rondliep, de drang om te roepen dat ze niet wisten wie zij was, waarom ze had gekozen voor de politie, wat ze van plan was te doen met de rest van haar leven.

De oude bewaker, Karsten Kaspersen, stond nog steeds in zijn wachthokje voor de deur, maar als hij zich de student Katrine Bratt nog kon herinneren, was dat niet te zien aan zijn gezicht toen hij haar id-kaart bekeek en kort knikte. Ze liep door de gang naar de collegezaal. Ze liep langs de deur van de plaats delict die was ingericht als een appartement met verschillende kamertjes en een galerij waar ze elkaar konden zien oefenen op een huiszoeking en het vinden van sporen en waar ze de beschrijving van de gebeurtenissen konden lezen.

Langs de deur naar de fitnessruimte met de matten en de geur van zweet waar ze werden gedrild in de fijne kneepjes van het neerleggen en boeien van mensen. Voorzichtig trok ze de deur van auditorium 2 open. Het college was in volle gang, dus ze sloop naar een leeg stoeltje op de achterste rij. Ze ging zo stil zitten dat de twee druk fluisterende meisjes op de rij voor haar het niet eens merkten.

‘Ze is niet goed wijs. Ze heeft in haar kamer een foto van hem aan de muur hangen.’

‘Is dat zo?’

‘Ik heb het zelf gezien.’

‘Mijn god, hij is toch oud. En lelijk.’

‘Vind je?’

‘Ben je blind?’ Ze knikte naar het bord waar de docent met zijn gezicht naartoe stond. Hij schreef.

‘Motief!’ De docent had zich naar hen omgedraaid en herhaalde het woord dat hij op het bord had geschreven. ‘De psychologische belasting bij het plegen van een moord is zo hoog voor rationeel denkende en normaal voelende mensen dat er een extreem goed motief moet zijn. Extreem goede motieven zijn meestal makkelijker en sneller te vinden dan moordwapens, getuigen en technische sporen. En ze wijzen meestal direct naar een potentiële dader. Daarom moet iedere moordrechercheur beginnen met de vraag: waarom?’

Hij stopte even en zijn blik vloog over de toehoorders, ongeveer net zoals een herdershond die rond de kudde schapen cirkelt om die bijeen te houden, dacht Katrine.

Hij tilde zijn wijsvinger op: ‘De grove versimpeling is: vind het motief en je hebt de moordenaar gevonden.’

Katrine Bratt vond niet dat hij lelijk was. Niet knap, uiteraard, niet in de conventionele betekenis van het woord. Meer wat de Engelsen acquired taste noemden. En de stem had nog dezelfde diepte, die warmte met de ietwat vermoeide schorheid die meer mensen dan frisjonge studentenfans aansprak.

‘Ja?’ De docent aarzelde een ogenblik voor hij het woord gaf aan een studente die met haar hand zat te zwaaien.

‘Waarom sturen we grote, geld slurpende onderzoeksteams naar een plaats delict als een briljante, vasthoudende rechercheur als jij de hele zaak met een paar vragen en een beetje nadenken kan oplossen?’