Politie(65)
‘Ik kan je een paar namen geven,’ zei Harry. ‘Er is een kerel met wie ik samen die fbi-cursus heb gevolgd. Ik kan hem bellen en…’
‘Harry…’ Katrine greep hem onder zijn arm en leidde hem naar de deur. ‘Heeft jouw kamer koffie?’
‘Natuurlijk, maar zoals gezegd…’
‘Vergeet de zaak, laten we wat praten over de oude tijd.’
‘Heb je daar tijd voor?’
‘Ik heb afleiding nodig.’
Hij keek haar aan. Wilde iets zeggen, maar bedacht zich. Hij knikte. ‘Goed.’
Ze liepen een trap op en door een gang met allemaal kamers.
‘Ik hoorde dat je jat uit de psychologiecolleges van Ståle Aune,’ zei Katrine. Ze moest zoals gewoonlijk half rennen om de zevenmijlspassen van Harry bij te houden.
‘Ik jat zo veel als ik kan, hij was immers de beste.’
‘Bijvoorbeeld dat het woord jaloers een van de weinige woorden in de geneeskunde is dat tegelijkertijd exact, intuïtief en poëtisch is. Maar dat de precieze woorden altijd op de vuilnisbelt belanden omdat domme vaklui menen dat een taalkundige mist optrekken beter is voor het wel en wee van de patiënt.’
‘Yep,’ zei Harry.
‘Daarom heet het niet langer manisch-depressief. En ook niet borderline. Ik ben bipolair twee.’
‘Twee?’
‘Dat bedoel ik. Waarom geeft Aune geen college meer? Ik dacht dat hij daar zo van hield.’
‘Hij wilde een beter leven hebben. Simpeler. Meer kwaliteitstijd met de mensen van wie hij houdt. Een verstandig besluit.’
Ze keek hem van opzij aan. ‘Jullie zouden hem moeten overhalen. Niemand in de maatschappij heeft het recht om zo’n briljant talent, waaraan zoveel behoefte is, niet te gebruiken. Ben je het met me eens?’
Harry lachte even. ‘Je geeft het niet op, hè? Ik geloof dat er hier behoefte is aan mij, Katrine. En de academie neemt geen contact op met Aune omdat men meer geüniformeerde docenten wil hebben, geen burgers.’
‘Jij bent in burger.’
‘En dat is nu net mijn punt. Ik ben feitelijk niet meer bij de politie, Katrine. Dat is een keus. Wat betekent dat ik, dat wij op een andere plaats zijn.’
‘Hoe ben je aan dat litteken op je slaap gekomen?’ vroeg ze en ze merkte hoe Harry bijna onmerkbaar, maar ogenblikkelijk in elkaar kromp. Maar voor hij kon antwoorden, riep er een luide stem in de gang: ‘Harry!’
Ze bleven staan en draaiden zich om. Een korte, brede man met een volle, rode baard kwam uit een van de kamerdeuren en liep trekkend met een been op hen af. Katrine volgde Harry, die op de oudere man af liep.
‘Je hebt bezoek,’ bulderde de man al ver voor ze op normale gehoorafstand waren gekomen.
‘Jazeker,’ zei Harry. ‘Katrine Bratt. Dit is Arnold Folkestad.’
‘Ik bedoel: je hebt bezoek in je kamer,’ zei Folkestad, hij bleef staan, haalde een paar keer adem voor hij Katrine een grote vuist met sproeten toestak.
‘Arnold en ik geven samen het vak moordonderzoek,’ zei Harry.
‘En aangezien hij mag praten over het onderhoudende deel van het vak, is hij uiteraard de populairste van ons beiden,’ bromde Folkestad. ‘Terwijl ik de studenten weer moet terugbrengen naar de realiteit van methodes, technische bewijzen, ethiek en regels. De wereld is onrechtvaardig.’
‘Aan de andere kant is Arnold beter in pedagogiek,’ zei Harry.
‘Maar de leerling wordt steeds beter,’ gromde Folkestad.
Harry fronste zijn voorhoofd. ‘Dat bezoek, het is toch niet…’
‘Rustig maar, het is juffrouw Silje Gravseng niet, alleen een paar oude collega’s. Ik heb hun maar koffie gegeven.’
Harry keek Katrine fel aan. Toen draaide hij zich om en marcheerde naar zijn kamer. Katrine en Folkestad keken hem na.
‘Ik snap dat dit misschien opgevat kan worden als een omsingeling,’ zei Beate terwijl ze haar kopje koffie naar haar mond bracht.
‘Wil je zeggen dat dit géén omsingeling is?’ zei Harry, die zo ver met zijn stoel achterover wipte als mogelijk was in het piepkleine kamertje. Aan de andere kant van het bureau, achter torens met papieren, hadden Beate Lønn, Bjørn Holm en Katrine Bratt hun stoel geklemd. De begroetingsronde was snel voorbij. Korte handdruk, geen omhelzingen. Geen krampachtige pogingen tot smalltalk. Harry nodigde hen daar niet toe uit. Hij nodigde hen uit direct ter zake te komen. Ze wisten uiteraard dat hij wist waar het om ging.
Beate nam een slok, schrok onvermijdelijk en zette het plastic bekertje met een misprijzende uitdrukking op haar gezicht weer neer.
‘Ik weet dat je hebt besloten je niet meer bezig te houden met het operationele onderzoek,’ zei Beate. ‘En ik weet ook dat je daarvoor betere redenen hebt dan vele anderen. Maar de vraag is toch of je nu geen uitzondering kunt maken. Jij bent ondanks alles de enige specialist op het gebied van seriemoorden. De staat heeft geld in je gestoken door je een opleiding bij de fbi te laten volgen die…’