Reading Online Novel

Politie(185)



‘Nog iets anders?’

‘Nee, volgens mij is hij niet veel op internet geweest. Het lijkt er eerder op dat hij voorzichtig was.’

‘En verder?’

‘Ik heb op zijn naam gezocht en op verwondingen om te zien of hij ergens bij betrokken is geweest. En ik heb gevonden dat hij jaren terug in het ziekenhuis heeft gelegen vanwege letsel. Maar in het dossier staat dat hij dat zichzelf had toegebracht.’

‘O?’

‘Ja, hij werd opgenomen met verwondingen die de arts als slagwonden typeerde, maar die volgens de patiënt van een val van de trap kwamen. De arts betwijfelt dat en verwijst naar de wonden over zijn hele lichaam, maar hij schrijft dat de patiënt politieman is en zelf mag besluiten of hij eventueel aangifte doet. Hij schrijft ook dat de knie waarschijnlijk niet volledig zal herstellen.’

‘Dus hij is zelf in elkaar geslagen. Hoe zit het met de plaatsen delict van de politieslager?’

‘Daar heb ik geen links van kunnen vinden. Het lijkt er niet op dat hij, toen hij nog bij Kripos zat, heeft meegewerkt aan het onderzoek naar de oorspronkelijke moorden. Ik heb daarentegen wel een verband gevonden tussen hem en een van de slachtoffers.’

‘O?’

‘René Kalsnes. Eerst dook hij in zijn eentje op, toen heb ik een gecombineerde zoekopdracht gedaan. Die twee hebben veel met elkaar ondernomen. Vliegreizen naar het buitenland waarvoor Folkestad betaalde. In diverse Europese steden tweepersoonskamers en suites geregistreerd op beide namen. Sieraden, die Folkestad volgens mij niet zelf droeg, in Barcelona en Rome. Kort samengevat, het ziet ernaar uit dat die twee…’

‘… geliefden waren,’ zei Harry.

‘Ik zou eerder zeggen in het geheim minnaars waren,’ zei Katrine. ‘Wanneer ze uit Noorwegen vertrokken, zaten ze nooit naast elkaar, soms hadden ze zelfs verschillende vluchten. En wanneer ze in een hotel in Noorwegen verbleven, hadden ze altijd aparte kamers.’

‘Arnold was een politieman,’ zei Harry. ‘Hij vond het veiliger in de kast.’

‘Maar hij was niet de enige die René met reisjes en cadeaus overlaadde.’

‘Vast en zeker niet. En wat ook zeker is, is dat de rechercheurs dit eerder hadden moeten zien.’

‘Nu ben je te streng, Harry. Ze kunnen niet over mijn zoekmachines beschikken.’

Harry ging voorzichtig met een hand over zijn gezicht. ‘Misschien niet. Misschien heb je gelijk. Misschien is het onrechtvaardig van me dat ik denk dat een moord op een hoererende homo niet al te veel werklust bij de betrokken rechercheurs opwekte.’

‘Ja, dat kan best eens kloppen.’

‘Goed, heb je nog meer?’

‘Voorlopig niet.’

‘Oké.’

Hij liet zijn mobiel in zijn broekzak glijden. Keek op de klok.

Er schoot een zin door zijn hoofd die Arnold Folkestad had uitgesproken.

‘Iedereen die een loopje neemt met rechtvaardigheid, moet een slecht geweten hebben.’

Was dat wat Folkestad deed met deze moorden? Rechtvaardig zijn?

En wat hij had gezegd toen ze over Silje Gravsengs mogelijke ocd hadden gesproken, die persoonlijkheidsstoornis bij mensen die geen middel of consequentie schuwen. ‘Ik heb enige ervaring met ocd.’

Die kerel had naast Harry gelopen en in duidelijke taal over zichzelf gesproken.

Het duurde zeven minuten voor Bjørn belde.

‘Ze hebben de telefoon van Truls Berntsen gecheckt en hij is vanavond niet gebeld.’

‘Hm. Folkestad is dus direct naar zijn huis gegaan om hem op te halen. Hoe zit het met de telefoon van Folkestad?’

‘Volgens de signalen van het basisstation staat zijn mobiel aan en hij is gepeild in de buurt van de Slemdalsvei, Chateau Neuf en…’

‘Verdomme,’ zei Harry. ‘Hang op en bel zijn nummer.’

Harry wachtte een paar seconden. Toen hoorde hij ergens een zoemgeluid vandaan komen. Het kwam uit het ladeblok onder het bureau. Harry trok aan de lades. Op slot. Behalve de onderste, de diepste. Er lichtte een display naar hem op. Harry pakte de mobiel en drukte op het hoorntje.

‘Gevonden,’ zei hij.

‘Hallo?’

‘Dit is Harry, Bjørn. Folkestad is slim, hij heeft de mobiel die geregistreerd staat op zijn naam hier laten liggen. Ik gok dat dat op de tijdstippen van alle vorige moorden ook het geval was.’

‘Zodat de provider aan de hand van zijn mobiel niet kan traceren waar hij op welk tijdstip was.’

‘En hij kan bewijzen dat hij meestal hier zat te werken en dat kan hij gebruiken als alibi. Aangezien de mobiel niet eens achter slot en grendel ligt, gok ik dat we niets in het apparaat zullen vinden wat hem zou kunnen ontmaskeren.’

‘Je bedoelt dat hij een ander toestel heeft?’

‘Prepaid, contant betaald, eventueel op naam van iemand anders. Daarmee heeft hij zijn slachtoffers gebeld.’