Reading Online Novel

Outside in(99)



‘Nee. Fosord zei dat iedereen weg moest.’

‘Je liegt.’

‘Was het maar waar.’

Bubba Boom sloot het luikje.



De volgende keer dat mijn deur openging, stormde Ponife naar binnen. Hij was duidelijk nogal van slag. Ik zette me schrap, omdat ik een pijnstoot verwachtte, maar hij sleurde me overeind en sleepte me mee de cel uit. Dit was de eerste keer dat hij me aanraakte. Hij was verrassend sterk. Helaas had hij de X niet in zijn hand.

Hij trok me haastig mee naar een kamer in Sector E5. Daar lagen vijf Outsiders in een rij bedden. Er kwam bloed uit hun mond en ze lagen allemaal opgekruld op hun zij, alsof ze pijn leden. Bubba Boom, Hank en een paar anderen stonden vlakbij, met een paniekerige blik in hun ogen.

Ik wachtte niet op bevelen. Ik rende naar de dichtstbijzijnde Outsider toe en voelde haar pols. Haar hartslag was veel te hoog en haar huid voelde klam. Haar hele lichaam schokte toen ze een stuiptrekking kreeg. Ik trok voorzichtig haar ogen open. Het wit was bloeddoorlopen.

‘Ze waren geacclimatiseerd, en het ging prima,’zei Ponife.

‘We hebben dokter Lamont nodig, nu meteen.’ Ik schreeuwde naar Hank en Bubba Boom dat ze me moesten helpen om hen te dragen. Er zaten geen wielen onder de bedden.

Ze schrokken van mijn geschreeuw, maar verroerden zich niet.

‘Schiet op! Ze gaan dood,’ zei ik.

Ponife zei: ‘We halen de dokter –’

‘Nee. Ze heeft haar medicijnen en instrumenten nodig.’ Ik trok de tengere vrouwelijke Outsider overeind en slaagde erin haar over mijn schouder te leggen.

Bubba Boom volgde mijn voorbeeld en nam een van de andere zieke Outsiders in zijn armen. Zonder te kijken of de anderen me volgden liep ik naar de lift tussen Kwadraat A5 en Sector B5.

Zo droegen we ze naar de ziekenboeg.

Lamont rolde meteen een brancard naar me toe. ‘Wat is er mis?’

Ik vertelde snel wat ik inmiddels wist, terwijl ik de Outsider op de brancard legde. Zonder aarzeling nam Lamont de leiding. Ze schreeuwde bevelen en controleerde vitale functies. Ik vulde injectienaalden en pakte instrumenten.

Bubba Boom en Hank hielpen mee. Ponife en de twee anderen die hadden geholpen de Outsiders te dragen bleven aan de kant staan, totdat Lamont ze opdroeg om tanks met het Outsidersluchtmengsel te halen van niveau vijf.

Uren waren we bezig, en we konden er drie redden. De andere twee haalden het niet. Ik sloot hun ogen, legde hun armen recht en dekte ze af met een laken. Toen ik opkeek, ontmoette ik Bubba Booms blik. Hij had naar me staan kijken.

‘Het spijt me,’ zei Lamont tegen Ponife. ‘We hebben gedaan wat we konden. Maar ze waren al te ver heen. Zal ik hen klaarmaken om te worden gerecycled?’

‘Nee. Wij sturen onze doden het Heelal in.’ Ponife leek niet al te verdrietig. ‘Kom, Trella. We moeten terug.’

‘Nee.’ Lamont versperde hem de weg. ‘Ik heb haar nodig.’

‘Ik zal je meer dan genoeg helpers sturen.’

‘Zij weet wat ze moet doen. Dat heb je zelf gezien. Ik heb geen tijd om anderen op te leiden.’

Hij aarzelde.

‘Er is toch geen enkele plek waar je haar níét kunt vinden?’ vroeg Lamont.

‘Verlaat de ziekenboeg niet,’ zei Ponife tegen me.

Hank, Bubba Boom en de andere onderhoudswerkers volgden Ponife. Voordat hij vertrok, keek Bubba Boom me nog een keer aan. Hij gaf een kort knikje. Voor het eerst in weken voelde ik iets van hoop.



Lamont begon me te ondervragen zodra de mannen buiten gehoorsafstand waren. Ze wist al aardig wat over de Outsiders en de commandoband. Riley had haar al een hoop verteld, voordat hij verdween. Haar vragen gingen vooral over mij.

Nadat ik haar had verzekerd dat ik in elk geval gezond was, zei ze: ‘Goed, wat is het plan?’

‘Ik heb geen idee. Ik weet niet eens in welke week we leven.’

‘Week 147.027, uur veertien.’

‘Dank je.’

‘En je hoeft niet bang te zijn dat je hier wordt afgeluisterd. Riley heeft de microfoons die hier verborgen waren opgespoord en weggehaald.’

‘Het maakt niet uit. Ik heb gewoon geen idee. Iedereen is gearresteerd. Niveau vijf zit vol Outsiders en iedereen denkt dat zij de langverwachte Controllers zijn die ons leven beter gaan maken.’

‘Denkt?’

Ik vertelde haar over onze toekomstige locatie.

‘Dan moeten we hen tegenhouden.’

Ik lachte, maar erg vreugdevol klonk het niet. ‘Hoe dan?’

‘Zeg jij het maar.’ Ze keek me uitdagend aan.

‘Ik zei toch –’

‘Dat je geen idee hebt. Ik weet het. Misschien kunnen we daar iets aan doen. Weet je dat ik zelfs in deze krankzinnige chaos nog door ben gegaan met mensen testen en hun vertellen tot welke familie ze behoren?’

Dat was ik helemaal vergeten. ‘Maar ik heb niemand naar je toegestuurd. En je kunt niet –’