Outside in(40)
De dubbele metalen deuren gingen niet sissend open toen ik naderde. Vreemd. Een mechanische stem vroeg om identificatie. Ik zei mijn naam, en de deuren gingen net zo ver open dat een grote DVB-agent zijn hoofd er tussendoor kon steken.
‘Wat wil je?’ vroeg hij.
‘Dat je me erlangs laat,’ zei ik.
Hij verroerde zich niet. ‘Hier mag alleen bevoegd personeel naar binnen, tenzij je een reden hebt om hier te zijn. Jíj begrijpt toch vast wel de noodzaak om alle apparatuur en het personeel van de Controlekamer te beschermen.’
Was dat een steek onder water? Op ijzige toon antwoordde ik: ‘En jíj biedt die bescherming?’
‘Ja. Niemand komt erlangs.’
‘Oké. Zeg maar tegen Takia dat ik er ben.’
‘Ze zit in een Commissievergadering.’
Ja, waar anders? ‘Goed. Ik kom later wel terug.’
Terwijl de deur dichtklikte, begon mijn bloed te koken van woede. Ik begreep dat beveiliging noodzakelijk was, maar dat ík niet eens naar binnen mocht was bijna paranoïde. Nee, niet bijna. Het wás paranoïde. Ik was wel de laatste over wie de Commissie zich zorgen hoefde te maken.
Of niet? Alleen ik wist van het bestaan van niveau zeventien, en er waren maar weinig plekken waar ik niet kon komen. Er was eigenlijk geen enkele plek waar ik niet kon komen. Ik speurde de gang af en vond een perfect verwarmingsrooster. Het mooie van het verwarmingssysteem was dat de roosters vlak boven de vloer zaten – dus kon ik er gemakkelijk in.
Ik had mijn gereedschapsriem al zo lang geleden in de voorraadkamer achtergelaten dat het eerder als een centiweek voelde dan als anderhalve week. Ik moest improviseren, en Jacy’s microfoons – platte ronde schijfjes – fungeerden ook prima als schroevendraaier. De meeste roosters kon je zo weghalen en weer vastklikken, maar die op het vierde niveau waren vastgeschroefd. Ik wurmde me de buis in en zette het rooster weer op zijn plek.
Warme lucht stroomde om me heen, terwijl ik me met zwembewegingen voortbewoog naar de Controlekamer – trekkend met mijn armen en afzettend met mijn voeten. Met normale kleren en een zak vol microfoons ging het lastiger dan in mijn klimpak. En mijn huid begon te schrijnen door de wrijving.
De vertrouwde geur en het gezoem deden me denken aan de keren dat ik in de verwarmingsbuizen had geslapen. Als je dat effect optelde bij spieren die al honderddertig uur niets anders hadden gedaan dan in bed liggen werd zelfs zo’n kort tripje een ware beproeving.
Eindelijk was ik bij de Controlekamer. Door het rooster heen zag ik de benen van de mensen die achter hun computers zaten. Ik kroop verder en kwam bij Logans kamers. In een mum van tijd had ik het rooster geopend en tuimelde ik zijn kleine woonkamer in. De kapitein had hier vroeger gebivakkeerd als hij dienst had maar verder niet nodig was omdat er geen problemen waren. Ik vermoedde dat er maar weinig problemen waren geweest, totdat Domotor mij had gerekruteerd.
Blij dat ik me weer kon uitrekken keek ik om me heen. Uiteraard lag de hele kamer vol met computeronderdelen, kabels en apparaten. Het duurde langer dan ik had gehoopt voor ik de voorraad microfoons had gevonden. Ik verdeelde ze over mijn zakken, zodat ik in evenwicht was, en vroeg me af welke terugweg ik het beste kon nemen. Het zou gemakkelijker zijn om door de grote ventilatieschacht te gaan, maar dan moest ik wel eerst omhoogklimmen. Mijn nauwelijks genezen huid stelde mijn recente activiteiten niet erg op prijs, en ik betwijfelde of ik de kracht had om tegen de muur omhoog te klauteren.
Dus liep ik gewoon Logans kamer uit, de Controlekamer in. De meeste arbeiders knikten me toe alsof er niets aan de hand was. Een paar leken verbaasd. De blik van de enorme DVB-agent bij de deur had een staalplaat kunnen doorboren. Maar hij probeerde me niet tegen te houden.
Ik wuifde even naar hem toen de deuren zich openden. ‘Misschien moet ik mijn naam maar veranderen in Niemand, aangezien jij níémand erlangs laat.’ Het was wel een beetje kinderachtig, maar ik had ook nooit beweerd dat ik volwassen was. En een uitdaging kon ik nou eenmaal nooit weerstaan.
Het bleek nog knap lastig te zijn om Riley op te sporen. Ik vond hem op zijn oude werkplek, waar hij gefrustreerd op een toetsenbord zat te rammen. Het was zijn taak om het stroomverbruik in de gaten te houden, en aangezien de energiecentrale alle elektriciteit van Binnen produceerde, bevond zijn werkplek zich in het kantoor vlak daarnaast.
‘Niet nu, Trella. Ik ben –’
‘Bezig. Ik weet het. Ik begin te begrijpen hoe je je voelde toen ik continu bij Commissievergaderingen zat.’
Mijn opmerking leverde me een korte blik en een glimlach op.
‘Dit is heel belangrijk. De computer…’ Hij ramde met zijn vuist op de toetsen. ‘Shit. Daar gaat er nog een.’