Reading Online Novel

Onvoorwaardelijk(3)



Charlotte keek omhoog en zag meteen een oud herenhuis opdoemen, omzoomd door schaduwen en bomen. Het was een grijs bakbeest van een gebouw met twee donkere vleugels rechthoekig ten opzichte van elkaar, met vierkante zolderkamers erbovenop, die de wacht hielden over een formidabele boogdeur beneden. Honderd jaar geleden was het een voornaam huis geweest, maar nu zag het er weliswaar stevig, maar troosteloos uit — gevlekte steen, strenge lijnen, de afwezigheid van enige versiering afgezien van een haag langs de rand van een bemost stenen pad. Ze zag geen bord, geen plaquette met de naam van het landgoed, en op de een of andere manier was ze er daardoor des te zekerder van dat ze op de juiste plaats was.

Pas toen liet ze haar tranen stromen. Hier, waar achter haar in de straat mensen langs stroomden die haar niet kenden en zich nog minder om haar bekommerden, voelde ze de pijn van haar vaders afwijzing en het verlies van haar ouderlijk huis. Maar ze kon zijn stelling niet beamen. Hij mocht dan blij zijn dat haar moeder deze dag niet meer had hoeven meemaken, Charlotte was dat niet.

Ze dacht aan haar dierbare moeder, de door iedereen geliefde Lillian Lamb, die warmte en soberheid, vrolijkheid en rustige kalmte in de pastorie had gebracht, en aan dominee Gareth Lamb in het bijzonder.

Charlotte hoopte dat haar herinneringen aan haar moeder, die al vijf jaar niet meer leefde, niet zouden vervagen nu ze al het vertrouwde niet meer zag: haar moeders kamer, haar portret, de dromerige blik in vaders ogen die verraadde dat hij aan haar dacht. Zijn afscheidswoorden klonken weer in Charlottes hoofd en ze kromp in elkaar toen ze de teleurstelling voor zich zag die het gezicht van haar moeder zeker overschaduwd zou hebben. Maar toch wenste ze dat haar moeder hier bij haar was en dit veel betreden pad bewandelde, haar zoals altijd troostend dat alles uiteindelijk goed zou komen.

Ik wou dat ik uw geloof had, moeder. Ik wou dat ik maar half zo’n nette dame was als u, of half zo’n nette domineesdochter. Zou u me vergeven hebben, ook nu vader dat niet doet?

Toen Charlotte het opdoemende grijze bouwwerk dat haar tijdelijk thuis zou worden dichter naderde, vielen haar onwillekeurig de geheimzinnig gesloten luiken voor de ramen op de benedenverdieping op.

Toen zag ze de zijdeplanten.

Hier geen formele tuinen, of als ze er eens geweest waren, hadden ze lang geleden plaats gemaakt voor eilanden van hoge grassen en onbedwongen lappen zijdeplanten langs de hele lengte van de muur.

Haar vader zou met afschuw vervuld zijn en zelfs haar moeder zou de verwarde rommel niet hebben goedgekeurd. Charlotte zuchtte. Ze veronderstelde dat voor de vrouwen binnen deze muren de tuin buiten hun minste zorg zou zijn. En dat geldt ook voor mij.

Maar zijdeplanten? Wat een last waren die voor tuinierders, hun koppige wortels brachten slinkse uitlopers voort en de nakomelingen waren maar iets makkelijker uit te trekken dan de moederplant zelf. En ze verspreidden zich niet alleen door uitlopers, maar ook door hun overvloedige zaden die elke herfst door de lucht zweefden. Kennelijk was dat hier ook gebeurd; de zijdeplant had zich aangediend en onbelemmerd het grootste deel van het gazon overgenomen.

Kunnen ze niet op z’n minst een jongen met een zeis laten komen om het onkruid te maaien? vroeg Charlotte zich af. Zijdeplanten waren prachtig als de bloemen bloeiden, maar als de grijsgroene peulen dof zilver kleurden, hadden de rietachtige stengels weinig esthetische waarde meer.

Misschien had die vriend van oom verkeerde informatie gegeven over dit huis. Of had tante Tilney het mis gehad. Haar tante had haar op gedempte toon toevertrouwd dat dit huis van betere kwaliteit en discreter was dan andere soortgelijke. Charlotte had begrepen dat hun Londense raadsman de aanbevelingsbrief voor haar had verschaft. Haar vader wist niets van de schikking af, alleen had hij Charlotte laten beloven zo lang mogelijk het stilzwijgen en de anonimiteit te bewaren. Overigens scheen hij zich er weinig om te bekommeren waar ze heen moest en hoe ze aan de kost moest komen. Het was duidelijk dat hij haast niet kon wachten om haar het huis uit te werken.

Charlotte vroeg zich af of haar moeder de man met wie ze zo veel jaren getrouwd was geweest nog zou herkennen. Niet dat Gareth Lamb lichamelijk zo sterk veranderd was, behalve dat zijn bakkebaarden een beetje grijs waren geworden en hij een buikje had gekregen, maar zijn gedrag was uitgesproken veranderd. Voordat dit gebeurde was hij al streng geweest — en overtuigd van zijn eigen gelijk — en nu des te meer. Hij maakte zich maar over twee dingen druk: dat zijn carrière hierdoor geschaad kon worden en dat Beatrice’ kans op een geschikt huwelijk verkeken was.

Het spijt me vreselijk, hoor. Echt waar. Ik neem aan dat vaders boosheid terecht en juist is. Maar zo voelt het niet. Was u maar hier om hem milder te stemmen. Om me gezelschap te houden.