Nanny Slaat Terug(35)
‘Ja… ja. Ik ben aan een borrel toe.’
‘Ik ook.’
‘Wat dacht je van pasta met veel kaas voor twee? Jij mag voor ons allebei drinken.’
‘Doen we. Ik trakteer mezelf op dit deurbeslag.’ Ik hou het boven mijn hoofd.
Citrine glimlacht. ‘En ik trakteer mezelf op deze badkuip.’
Roezig van drie gangen lang pinot noir voor twee drinken zak ik op mijn spectaculair nieuwe, geschuurde traptreden en neem de post door. Ik ben Steve innig dankbaar dat hij eindelijk eens is gekomen en iets op tijd heeft gedaan. Je kunt niet roezig op het enige plekje van je huis zitten dat niet levensgevaarlijk is, glazig in een J. Crew-catalogus kijken, overwegen ter plekke tot de ochtend door te slapen – en moeder zijn. Het kan gewoon niet.
Iemand die een badkuip van achttienduizend dollar uit de presidentiële suite van het Plaza Hotel heeft betaald met de zwarte American Express-card van haar man – misschien kan zo iemand het wel. Iemand met een gevestigde carrière die veel kunstwerken op haar naam heeft staan – die kan het wel. Maar ik hier, die overweeg mijn jas als deken en mijn schoenen als kussen te gebruiken – ik kan het niet.
‘Achttienduizend dollar. Voor een badkuip,’ zeg ik tegen Grace, die languit langs de drempel ligt en het niet boeiend vindt.
Een envelop dwarrelt uit de stapel catalogi en ik moet me aan de rand van de trap in evenwicht houden voordat ik naar voren kan leunen om ernaar te kijken. De bekende hanenpoten maken me op slag zweterig nuchter. Ik gris de envelop van de vloer en scheur het dikke papier kapot.
Beste Nan,
Mag ik je uitnodigen om op donderdag 1 mei om drie uur thee bij me te komen drinken als dank voor je hulp?
Vriendelijke groet,
Mrs. X
Nee…
maar.
6
Het is donderdagmiddag en ik wacht op Steve met zijn busje. Ik til een flap op van de vergeelde Times voor het raam en kijk naar de auto’s die door de plassen op straat spetteren. Steve is vier uur geleden naar Home Depot gegaan en zo langzamerhand ben ik de wanhoop nabij. Komt hij nog terug vandaag, of reed hij langs een vervallen huis en kwam het enthousiasme dat we niet meer bij hem hebben bespeurd sinds we hem aannamen net op dat moment terug, zodat hij zich geroepen voelde uit zijn busje te springen en het pand met ons hout op te knappen?
Dit is wat ik niet wil: een woest blaffende Grace die de boodschap die ik wil inspreken, waar ik de moed nog niet voor bij elkaar heb geraapt, net dat extraatje geeft. Ik kijk naar haar; ze ligt strategisch midden in de kamer, zodat ze me met haar ogen kan volgen terwijl ik in mijn joggingbroek en oma’s Chaneljasje loop te ijsberen. Ze tilt haar kop op om mijn vragende blik te beantwoorden en ik voer ons zwijgende Beckett-toneelstukje op: laten we het huis opknappen. Dat kan niet. Waarom niet? We wachten op Steve. O.
Ik heb de moed bij elkaar geraapt, laat de krant los en been doelbewust naar mijn telefoon, die ik op een strategische plek op de schoorsteenmantel heb gelegd, naast een krachtgevende foto van Ryan en ik die leren surfen. Ik wil er niet heen, ik wil niet, kwilnie. Maar ik ben het aan mezelf verplicht erachter te komen wat dat bedankje voor mijn hulp inhoudt. Ik recht mijn schouders en druk op het groene telefoontje op mijn toestel.
Verbinding. O, god, ik zweet meteen als een otter. Er wordt opgenomen! Ik open mijn kurkdroge mond – daar is ze! Op een antwoordapparaat! O, dank u, Jezus! Ik baad in het zweet. Ik werk me uit het jasje en hoor een elektronische piep.
‘Mrs. X, hallo! U spreekt met’ – piep! – ‘Sorry, u spreekt met’ – piep – ‘Shit! Ik, u’ – piep – ‘U spreekt met Verizon’ – piep – ‘Laat maar.’ Ik prik met mijn vinger in het scrolballetje en de telefoon gaat over. ‘Hallo?’ Shitterdeshit!
‘Mrs. Hutchinson?’
‘Ja?’
‘U spreekt met Janelle van het kantoor van Gene DeSanto.’
‘Ja?’
‘Kunt u vanavond om negen uur komen? Er is een probleempje en het schoolbestuur komt bij elkaar.’
‘Ja, natuurlijk. Wacht even, negen uur ’s avonds?’ herhaal ik terwijl ik een pen van de schoorsteenmantel pak.
‘Ja. Dank u. Tot ziens.’ Ik verbreek de verbinding en kras Jarndyce 21.00 op de muur.
Oké, nu meteen weer in het zadel – nog een keer bellen, nu, hop! Ik doe het. Ik zeg gewoon dat het een grapje was. Ik zeg dat ik het ijs wilde breken met een telefoongrap – verbinding!
‘Met het huis van X.’
‘Grayer?’ zeg ik geschrokken.
‘Met wie spreek ik?’
‘Met Nan, Nan Hutchinson, hoi!’
‘Hé.’
‘O, mijn god, wat ben ik blij dat jij hebt opgenomen! Ik kan je wel zoenen.’
‘O-ké.’