Nacht in Parijs(138)
‘Wist u dat Bruno Marcheix ook uw broer heeft gechanteerd?’ vraagt Jarre.
‘Ik vermoedde het,’ antwoordt Christian Lavillier. ‘Maar ik heb er nooit met Guy over gesproken. Wij spraken sowieso nauwelijks met elkaar, over geen enkel onderwerp, en al helemaal niet of een van ons beiden een onbekende zoon had.’
‘Marcheix heeft gedreigd uw broer te vergiftigen als hij niet zou instemmen met een vaderschapstest.’
‘Dat heb ik vandaag pas gehoord.’
‘Van wie?’
‘Van Bruno. Vanmiddag hebben we elkaar voor het eerst ontmoet.’ De stem van Christian Lavillier verraadt trots.
‘Heeft Bruno nooit gedreigd u te vergiftigen als u niet aan een vaderschapstest zou meewerken?’
‘Welnee.’ Christian Lavillier begint te lachen. ‘Die vaderschapstest heb ik zelf voorgesteld. En klaarblijkelijk is mijn broer daar een beetje zenuwachtig van geworden.’
‘Guy Lavillier is vergíftigd,’ zegt Jarre.
Er valt een stilte.
‘En Marcheix,’ vervolgt hij, ‘bevond zich in de galerie waar Guy Lavillier voor het laatst in het openbaar werd gezien.’
‘Dat heeft Bruno me verteld. Hij wilde mijn broer spreken om hem uit te leggen dat hij geen geld wilde, maar een vader. Op de website van La Nouvelle France had hij gelezen dat Guy tijdens de vernissage een praatje zou houden. Maar toen Bruno eenmaal in galerie Prisma was, durfde hij niet meer. Hij had te veel gedronken en drugs gebruikt. Hij was op van de zenuwen. Tijdens Guys toespraak heeft Bruno iets geroepen wat hij zich later niet eens kon herinneren. Hij heeft zich de deur laten uitzetten. Zonder zich te verweren. Hij schaamde zich dood. In een hotel heeft hij zijn roes uitgeslapen en nagedacht hoe hij het de volgende keer beter moest aanpakken. Op maandag is hij naar het parlement gegaan. Maar Guy verscheen niet op het vragenuur. En toen kwam er het nieuws over Guys vermissing en – later – over de moord. Vindt u het gek dat Bruno in paniek raakte en zijn hotel niet meer uit durfde? Gisteravond heeft hij mij gebeld en om hulp gevraagd. Vanmiddag hebben we met elkaar gesproken. Bruno is bereid een volledige bekentenis af te leggen. Maar hij heeft niemand vergiftigd. Hij heeft slechts met een vergiftiging gedreigd omdat het bij een eerdere afpersingszaak ook werkte. Bruno is een beetje een simpele jongen. U zou hem moeten zien, dan kunt u zichzelf een beeld vormen.’
‘Waar is Bruno nu?’
‘Bij ons thuis. Hij blijft hier voorlopig logeren. Ik was van plan om u morgen te bellen, maar u bent me voor. Nu we elkaar toch aan de lijn hebben, misschien kan ik morgen met hem naar uw bureau komen.’
‘Eh…’ Jarre twijfelt of hij zal zeggen dat hij is geschorst. ‘Morgen komt niet zo goed uit. Ik bel u volgende week. Is dat goed?’
‘Wat u wilt, meneer Jarre.’
Opeens schiet het Jarre te binnen. ‘Is u vandaag nog iets overkomen waardoor u bijna dood was?’
‘Hoe weet u dat?’ reageert Christian Lavillier verrast. ‘Word ik verdacht van de moord op mijn broer en houden uw collega’s mij daarom in de gaten?’
‘Wat is er gebeurd?’ vraagt Jarre kalm.
‘Ik ben diabetespatiënt. Vanochtend heb ik – waarschijnlijk vanwege de zenuwen om later die dag Bruno te ontmoeten, of omdat ik het niet goed zag – het knopje van mijn insulinepen een beetje te ver doorgedraaid. Een beetje erg ver.’ Er volgt een zenuwachtig lachje. ‘Het gevolg was dat ik bewusteloos raakte. Wat niet catastrofaal hoeft te zijn, als je omgeving maar weet wat er gedaan moet worden. Een spuit glucagon en na een halfuur ben je weer helemaal bij. Een paar uur later voel je je zelfs alsof er niets is gebeurd. Probleem was dat mijn vrouw net het huis had verlaten om naar haar werk te gaan. Maar gelukkig was er iemand op ons terrein die een ladder tegen het balkon heeft geplaatst en daarna blijkbaar het alarmnummer heeft gebeld. Is dat soms een van uw mensen geweest?’
‘Het spijt me,’ antwoordt Jarre, ‘maar daar kan ik niets over zeggen.’
Ze hadden het twee keer met elkaar gedaan. Eén keer tegen de spiegel, kort maar hevig, en één keer op het bed, langer, maar daardoor niet minder onstuimig. Terwijl Saimir de snelweg opreed richting Parijs, twijfelde Chantal welke van de twee keer de beste was geweest. Haar hele lichaam gloeide nog na. Als hij nu een hand op haar been zou leggen, zou ze spontaan beginnen te kreunen, verlangend naar een derde keer. Vanuit haar ooghoek wierp ze een blik op Saimir die, met beide handen aan het stuur, geconcentreerd voor zich uit keek.
Nog geen halfuur geleden hadden ze uitgeput en verzadigd op bed gelegen. Opeens was hij rechtop gaan zitten. Nu ze met elkaar hadden geslapen, zei hij, belette niets hun om terug te gaan naar Parijs. Hij zei het zonder enige ironie, eerder alsof het hem speet om na al het vuurwerk met een dergelijke huishoudelijke mededeling te komen aanzetten. Ze was niet kwaad, noch voelde ze zich gekwetst. Eerlijk gezegd dacht ze er net zo over. Het onvermijdelijke was gebeurd en het was meer dan fantastisch geweest, een zoete herinnering voor de rest van haar leven, een droom. Maar nu was het tijd om terug te keren naar de realiteit. Hoe moeilijk dat ook was. Ze was blij dat Saimir eindelijk de beslissing had genomen. Hij zou zich overgeven aan Jarre. Maar dan moesten ze nu weg, zei hij, zodat ze tussen vier en vijf uur in Parijs zouden arriveren. Het beste tijdstip. Een stad die nog sliep. Duisternis – voor zover het in een stad als Parijs ooit donker is. Hij was uit bed geglipt en had gedoucht. Daarna had Chantal gedoucht. In de badkamer had ze haar kleren aangetrokken, uit elkaars zicht, om het niet nog moeilijker te maken dan het al was.