Nacht in Parijs(134)
‘Wanneer was dat?’ vroeg hij hoorbaar geschrokken.
‘Gisteravond. Tegen een uur of elf.’ Precies wist ze het niet meer. Het leek eeuwen geleden.
‘Ik ga onmiddellijk uitzoeken wat er met de chauffeur van die auto is gebeurd,’ zei Jarre. ‘Wat betreft onze eh… ontmoeting. Komen jullie naar Parijs of zal ik naar jullie komen?’
De vraag verraste hen beiden. Chantal keek Saimir aan en gebaarde dat het zijn beslissing was.
‘Wij komen naar Parijs,’ zei hij ten slotte.
‘Wanneer kunnen jullie hier zijn?’
‘Over drie uur. Dat wil zeggen: als we de snelweg nemen.’
‘Waar ontmoeten we elkaar?’
‘Ergens in de stad. Op een overzichtelijke plek. En ik wil dat u alleen komt.’
‘Natuurlijk.’
‘Als ik mij overgeef…’ Het klonk alsof Saimir een slag om de arm wilde houden. ‘Dan is dat alleen aan u.’
‘Natuurlijk.’
‘En ik wil de garantie dat ik niet de gevangenis in draai.’
‘Dat kan ik niet garanderen,’ zei Jarre na een lange stilte. ‘Ik kan alleen beloven dat ik mijn uiterste best zal doen om jouw onschuld te bewijzen. Desnoods trekken jullie bij me in tot de hoofdcommissaris volgende week van vakantie terug is en de leiding van het onderzoek weer overneemt. Dat geeft me meteen de kans om het materiaal over Formosa te bestuderen. De hoofdcommissaris is een verstandige man, iemand die zich niet laat beïnvloeden door prefecten, politici of andere hooggeplaatste figuren. Heel anders dan Renoir die…’
‘Maar als de politie me arresteert,’ viel Saimir Jarre in de rede, ‘dan kunt u dat niet verhinderen.’
‘Ze hebben me geschorst, Saimir. Officieel zijn mijn handen gebonden. Maar ik sta aan jouw kant en…’
‘Dat is me te weinig.’
‘Saimir?’ Chantal was verbijsterd. ‘Je hebt het mij beloofd.’
Saimir schudde zijn hoofd. ‘Nee, we moeten iets anders verzinnen.’
‘Ik bel u terug, meneer Jarre,’ haastte ze zich te zeggen. ‘Later.’
‘Jullie kunnen me de hele nacht bellen,’ klonk het. ‘Maar wacht niet te lang.’
‘Heb je het gehoord?’ De Albanees heeft de opname stilgezet. ‘We weten precies wat er gebeurt. Alles is onder controle.’ Hij lacht, waarbij de knoflookwalm uit zijn mond slaat.
Terwijl Milos terugdeinst, bespeurt hij tegenstrijdige gevoelens. Het liefst zou hij de smeerlap die Nadja gevangen houdt op z’n bek slaan. Aan de andere kant: ze hebben hem niet voor niets teruggeroepen. Hij laat zijn blik rondgaan. Het appartement is veranderd in een heus commandocentrum. De tafel staat vol apparatuur. Computerschermen met plattegronden van Parijs waarop – in real time en met vrolijke kleurtjes – de belangrijkste verkeersaders te zien zijn. Een professionele politiescanner die tussen de oproepen door vooral veel piepgeluiden laat horen. Afluisterapparatuur. Twee monitoren. Op de eerste is een grote woonkamer te zien. De man met het verband om zijn hals die net nog belde, loopt nu te ijsberen tussen een tafel en het raam. Op de tweede monitor is de ingang van een flatgebouw te zien. Het beeld doet Milos denken aan de boulevard in Cherbourg. Hoeveel tijd heeft hij met zijn malle escapade verloren laten gaan? Kostbare tijd waarmee hij het lot van Nadja had kunnen keren. Gedurende de lange rit naar Parijs is het beeld geen moment van zijn netvlies geweest. De betraande ogen, de hulpeloze blik. Help me, Milos. Hij weet niet wat erger is: het gevoel dat het allemaal zijn schuld is, of de angst dat ze haar iets zullen aandoen. Niet mijn type. Hij hoort het de Albanees zeggen. In hoeverre zal de opdrachtgever zich aan zijn woord houden? Wat betreft de actie doet hij tenminste wat hij heeft beloofd. Hij faciliteert. Milos hoeft maar te kikken of hij krijgt het. De bodyguard die hem de laatste keer nog met plezier een revolver in de rug stak, is plotseling gebombardeerd tot zijn ‘persoonlijke assistent’ en heeft als taak alles te doen om het hem naar de zin te maken. Wilt u misschien iets eten? Waar hebt u trek in? Zegt u het maar. In de woning hangen nog twee andere zware jongens rond. Ook Albanezen, vermoedt Milos, afgaande op de paar gesprekken die hij tussen hen heeft opgevangen. Ze hebben zich in een van de kamers teruggetrokken waar vooral veel gebeld en gerookt wordt.
‘Je moet gewoon zeggen wat je nodig hebt, Milos.’ De opdrachtgever slaat hem quasi-joviaal op de schouder. ‘Jij bent de specialist.’ Hij lacht, maar het is een lach die vooral bedoeld lijkt om alle onzekerheid weg te lachen.
Vergeleken met de laatste keer is de sfeer omgeslagen. Gespannen. Geen arrogantie, geen cynisme, geen tijd voor dolletjes. De actie nadert haar ontknoping.
‘Mag ik nog een espresso?’ vraagt Milos.