Reading Online Novel

Nacht in Parijs(135)



De Albanees knipt met zijn vingers, waarop de ‘persoonlijke assistent’ prompt naar de keuken verdwijnt om even later met een verse espresso terug te keren.

Milos neemt een slokje. De smaak dringt nauwelijks tot hem door. Hij staat stijf van de espresso’s. Maar de vermoeidheid en het slaaptekort moeten ergens mee bestreden worden. Tussendoor drinkt hij water. Liters water. Het vocht dat zijn lichaam met deze temperaturen verliest, moet worden aangevuld. Espresso’s en water. En licht verteerbaar voedsel. Hij moet scherp blijven tot het eind. Het wordt de laatste nacht, de laatste kans. Hij denkt aan het telefoongesprek van zo-even. ‘En als de journaliste en de zigeuner niet naar Parijs komen?’

‘Ze komen,’ beweert de Albanees met grote stelligheid. ‘Zeker als de journaliste haar mail leest.’

Blijkbaar hebben ze haar account gehackt en is er een reden waarom ze nodig terug moet naar huis.

‘En stel dat de politie ze eerder vindt en arresteert?’ werpt Milos tegen.

‘Dat gebeurt niet,’ antwoordt de Albanees met dezelfde stelligheid. ‘De politie zal niets doen.’ Grijnzend spreidt hij zijn armen. ‘Het podium is voor jou. Dus zeg maar wat je nodig hebt.’

Nippend aan zijn espresso laat Milos de verschillende scenario’s de revue passeren. De zigeuner had het over een open, overzichtelijke plek in Parijs. Wat moet men zich daarbij voorstellen? Een plein, een park, een parkeerplaats? En waar? De zigeuner wil dat de politieman alleen komt. Wat betekent dat de politieman een positie zal kiezen waardoor hij van alle kanten zichtbaar is. Maar dat betekent ook…

‘De oude politieman is niet bewapend,’ zegt de Albanees alsof hij Milos’ gedachten heeft geraden.

‘Zeker weten?’

‘Honderd procent. De man háát wapens.’

Milos glimlacht, hopend dat zijn aarzeling onopgemerkt blijft. Een moment van zwakte. Van angst? Hij is nooit bang geweest. Zelfs toen hij als kind van huis wegliep, een onzekere toekomst tegemoet, was hij geen moment bang. Hij had een droom, een doel: een leven zonder armoede en zonder alcoholistische ouders die hem mishandelden. Daarvoor moest alles wijken. En daarom lukte het. Waarom zou het nu opeens niet lukken? Misschien is hij een oud burgermannetje geworden dat overal beren op de weg ziet.

‘Wat heb je nodig?’ herhaalt de Albanees zijn vraag.

Milos slikt. Dan ziet hij Nadja voor zich, hun droomhuis in Mazuren, vier honden en een vleugel. ‘Ik wil een snelle motor,’ zegt hij zonder met zijn ogen te knipperen. ‘Een off-road-motor.’

‘Voorkeur?’

‘Suzuki, Kawasaki. Als-ie maar snel is.’

‘Rij je zelf?’

‘Natuurlijk.’

‘Misschien een ander wapen?’

Milos schudt van nee. Het enige waar hij tot nu toe op heeft kunnen vertrouwen, is de Glock. Twee mensen zijn vermoord. Nog twee, en dan…



Ruzie kon je het niet noemen. Eerder een stevige discussie over wat er moest gebeuren voor Saimir zich aan Jarre zou overgeven. Want hij zou zich overgeven, herhaalde hij. Ze konden niet blijven vluchten. Maar voor hij Jarre belde, wilde hij nog wat ‘dingetjes’ opzoeken om helemaal zeker te zijn van zijn zaak. Vervolgens was Saimir op bed gaan liggen, de laptop op zijn buik, en was hij vrijwel onmiddellijk in slaap gevallen. Aangezien hij de tweede fles sancerre bijna in zijn eentje had leeggedronken, verbaasde het Chantal niets.

De manier waarop hij lag, had iets aandoenlijks. De benen gespreid, de kin op zijn borst, het hemd helemaal open waardoor ze zicht had op zijn mooie strakke huid. Hij snurkte heel zachtjes, maar sliep hij echt? Misschien was het wel een truc om te ontsnappen aan een lastige discussie. Ze kon het zich niet voorstellen. Eigenlijk kwam het haar wel goed uit. Tijdens het telefoongesprek met Jarre had ze voortdurend naar de overzichtspagina van haar mailprogramma zitten turen, waar behalve afzender, onderwerp en datum de eerste woorden van het bericht te zien waren. Evelynes eerste mail was getiteld ‘Hotze’. Het bericht begon met: ‘Lieve Chantal, voor het geval je misschien nog van plan was om…’ De tweede mail was getiteld ‘Update Hotze’ en begon met: ‘Chantal, aangezien je je voicemail niet afluistert en kennelijk ook…’ Ze wist dus nog steeds niets. En met een obstinate, licht wanhopige Saimir naast haar had ze tot nu toe geen kans gehad om Evelynes berichten te openen.

Voorzichtig trok ze de laptop onder zijn handen vandaan. Er volgde een afwijkend snurkgeluidje, alsof hij zich tegen iets verzette, maar zijn oogleden bleven gesloten. Terwijl ze naar zijn lange wimpers keek, verbaasde ze zich opnieuw over het intense gitzwart, alsof het geverfd was. Ze liet haar blik over zijn borst glijden, over de donshaartjes die vanaf de navel als een zachte penseelstreek in zijn jeans verdwenen. Op haar tenen sloop ze naar het bureau, zette de laptop neer en ging zitten. Ze klikte op de muis, waardoor het scherm zich opende. Cijfers, data, namen. Het leek op het materiaal dat Saimir over de stichting Formosa had verzameld en waar hij kennelijk nog een keer naar wilde kijken om te zien of het inderdaad belastend genoeg was.