Nacht in Parijs(142)
Genoeg gedroomd. Jarre werpt een blik in de achteruitkijkspiegel. Er is nauwelijks verkeer. Hij concentreert zich weer op de weg, op de takken die de storm op straat gooit.
Verboden inrit. Om van de quai des Tuileries op de place du Carrousel te komen moesten ze omrijden. Saimir had de radio uitgezet en Chantal gevraagd om Jarre te bellen.
‘Waar zijn jullie nu?’ vroeg Jarre.
‘In de rue de Rivoli,’ antwoordde ze. Op het gedeelte waar de blauwe auto met de blonde man met het pistool was opgedoken. Ze probeerde er niet aan te denken. Vanuit haar ooghoek zag ze hoe Saimir regelmatig in de achteruitkijkspiegel keek of er niet opnieuw iemand achter hen aan zat.
‘Alles goed met jullie?’
Ze hoorde hoe de wind in Jarres gsm sloeg. ‘Alles goed,’ antwoordde ze.
‘Vraag Jarre hoe de situatie is,’ zei Saimir. ‘Of iemand hem gevolgd heeft en waar zijn auto staat.’
Chantal stelde de vraag.
‘Alles is veilig,’ antwoordde Jarre. ‘Ik sta voor de hoofdingang van het Louvre. Mijn auto, een donkerrode Dacia, staat op het trottoir, recht voor de piramide. Niemand heeft me gevolgd en op de place du Carrousel is geen sterveling te bekennen. Wat niet zo raar is op dit tijdstip en met dit weer.’ Er volgde een lachje alsof hij haar gerust wilde stellen.
Ze bracht verslag uit aan Saimir, die slechts knikte en met een strak gezicht voor zich uit bleef kijken.
‘Alles in orde bij jullie?’
‘Ja, ja,’ zei ze snel tegen Jarre. ‘We zijn er bijna.’
Ze hadden de kruising bereikt waar ze ternauwernood vlak voor de stadsbus waren uitgeweken. Het stoplicht functioneerde niet meer. Bliksem? De donderklappen, die vrijwel gelijk vielen met de lichtflitsen, waren oorverdovend. Na een paar keer omkijken sloeg Saimir links af, de poort door, en reed de place du Carrousel op. Direct zwol de wind aan doordat de storm op het open terrein vrij spel had. Bladeren van de aangrenzende Jardin des Tuileries werden over de straatstenen gejaagd. Saimir reed tot aan de rotonde van buxushagen die het middelpunt vormde van de place du Carrousel en stopte.
Chantal liet haar blik rondgaan. Rechts de Arc de Triomphe du Carrousel, daarachter de lanen van het verlaten park. Links de meer dan twintig meter hoge, verlichte piramide. Als een reusachtige U, de open zijde richting Tuilerieën, omsloten de historische gebouwen het plein. Saimir had niet voor niets voor deze locatie gekozen, bedacht ze. Een open plek. Overzichtelijk. De piramide verlichtte de hele binnenplaats van het Louvre. Geen doorgaand verkeer. De enige auto in de buurt was de donkerrode auto op het trottoir. Jarre stond zo’n vijftig meter verder, zijn silhouet duidelijk afgetekend tegen de witverlichte glaswand. Even meende ze dat hij een witte shawl droeg, tot ze zich realiseerde dat het zijn verband was.
‘Bent u dat, meneer Jarre?’ Saimir had de gsm overgenomen en hield het toestel zo dat ze kon meeluisteren. ‘Voor de ingang van de piramide?’
‘Ja.’
‘Steek uw rechterhand op.’
Het silhouet hief zijn rechterhand.
‘U bent alleen?’
‘Natuurlijk, Saimir. Zoals we hebben afgesproken.’
‘De auto op het trottoir is van u?’
‘Ja.’
‘Is de tank vol?’ ‘Zo goed als.’
Een bliksemflits zette de piramide en omringende gebouwen in een oogverblindend wit licht.
‘Hoe ver is het naar dat adres van u?’ vroeg Saimir nadat de donderklap was uitgedreund.
‘Een kilometer of tachtig.’
Ze zag hem denken. In de Clio had genoeg benzine gezeten om Parijs te halen. Om geen onnodig risico te nemen, waren ze geen enkele keer gestopt om te tanken.
‘Dan gaan we met uw auto.’ Saimir gaf de gsm aan Chantal. Terwijl zijn ogen de omgeving afspiedden, trok hij langzaam op.
Milos zit op de motor, de benen op de grond, de machine uit. Vanaf zijn positie, verdekt opgesteld in de linkeruitgang naar de quai des Tuileries, heeft hij een perfect zicht op het grote plein. Ondanks de donderklappen en een paar onnodige, storende commando’s van de Albanees heeft hij het telefoongesprek goed kunnen volgen. Van alle scenario’s die hij van tevoren bedacht heeft, is dit het beste. Eigenlijk is het net een cadeautje, een afscheidscadeau na een lange loopbaan als huurmoordenaar. Wanneer de twee uit hun auto stappen, zullen ze – heel kort – een ideaal doelwit vormen. Milos legt zijn duim op de startknop van de Kawasaki. Geen fouten. Niet te vroeg juichen. Hij probeert de afstand te schatten tot de geparkeerde auto. Honderd meter? In hoeveel seconden legt hij honderd meter af? De actie vergt een precieze timing. Milos wacht op het juiste moment.
Saimir reed de auto tot vlak achter de Dacia. Jarre liep hun kant op, zag Chantal, zijn jasje bollend in de wind, de broekspijpen strak naar achteren. Hij zag er ouder uit dan tijdens de persconferentie op televisie. Met moeizame passen baande hij zich een weg tegen de storm in. Zijn gezicht verried bezorgdheid, of misschien was het gewoon vermoeidheid. Zelf was ze ook moe. Hij maakte een korte handbeweging alsof hij probeerde zichzelf een meer ontspannen houding te geven.