Reading Online Novel

Nacht in Parijs(130)



Hij mompelde iets.

‘Ik ga iets halen. Waar heb je zin in?’

‘Maakt niet uit. Pizza, hamburger. Zoiets.’ Hij deed zijn best te glimlachen, maar het lukte voor geen meter.

Snel verliet ze de kamer en nam de trap naar beneden. Terwijl ze het hotel uitliep, keek ze om zich heen of er niet ergens een blonde man met een pistool stond. Onzin, sprak ze tegen zichzelf. Niemand was hen gevolgd. Niemand scheen enige belangstelling te tonen voor de rode Clio op de parkeerplaats. Ze mengde zich tussen de vakantiegangers. Veel families met kleine kinderen. Jonge stellen die hand in hand over straat slenterden. De gebruikelijke vakantietaferelen. Ze stelde zich voor hoe Hotze en Evelyne op dit ogenblik misschien wel over de boulevard van Cherbourg flaneerden. Was daar eigenlijk wel een boulevard? Chantal was nooit in Cherbourg geweest, maar ongetwijfeld was het daar niet zo idioot warm als hier. Door haar schoenzolen drong de warmte van het nog steeds hete asfalt. Geen zuchtje wind te bespeuren. De atmosfeer was benauwend. Ze koos het eerste het beste restaurant met een take-away. Omdat ze geen idee had hoeveel Saimir at, plaatste ze een ruime bestelling. Even later liep ze met twee plastic tassen vol naar het hotel terug.

Toen ze de kamer betrad, stond Saimir voor de spiegel. Naakt, op zijn slip na, met beide handen de SIG op zijn eigen spiegelbeeld richtend. Zijn haar kletsnat. De pleister op zijn kin hing los, waardoor ze de wond zag die nog steeds niet dicht was.

Ze haastte zich de deur achter haar te sluiten. ‘Wat doe je?’ Ze moest haar stem verheffen om boven het geluid van de televisie uit te komen.

‘Ik eh…’ Hij leek totaal overrompeld door haar komst. ‘Ik heb gedoucht,’ zei hij terwijl hij het pistool liet zakken.

‘Maar waarom sta je met een wapen voor de spiegel?’

‘Omdat ik me probeer voor te stellen hoe het is om iemand te doden.’

‘Waarom zou je dat willen weten?’

‘Ik heb nooit een wapen willen hebben. Zelfs niet toen ik opgroeide in de buitenwijken van Saint-Denis waar het heel gewoon was om een wapen te hebben. Al was het maar om jezelf te verdedigen.’ Saimir probeerde te glimlachen, maar zijn ogen bleven dof. ‘Ik heb alles gedaan wat God verboden heeft, maar ik heb nooit geweld gebruikt. Zelfs toen mijn broertje werd doodgeschoten, vond ik geweld geen oplossing. Ik heb geprobeerd hem te wreken op mijn manier. Maar…’ Met een wanhopige blik richtte hij het pistool op het televisietoestel. ‘Het heeft geen zin.’

Toen Chantal naar het scherm keek, begreep ze wat hem zo van slag had gemaakt. Een interview met Marie-Christine Grenoult. De interviewer noemde de onlusten die aan het eind van de middag in Saint-Denis waren uitgebroken. Aanhangers van La Nouvelle France waren slaags geraakt met een stel jonge Algerijnen. Er werden beelden vertoond van donkergeklede mannen met capuchons over hun hoofd die met stokken insloegen op een paar mensen die op de grond lagen. Grenoult verdedigde de actie door te zeggen dat de Algerijnen erom hadden gevraagd. Hadden ze daar maar niet moeten zijn.

‘Hoor je dat?!’ reageerde Saimir terwijl hij met het pistool zwaaide. ‘Het is hetzelfde als wat Guy Lavillier riep nadat de politie mijn broertje had vermoord. Als ik toen Lavillier had doodgeschoten, was dit misschien niet gebeurd.’

De tranen stonden hem in de ogen. Woede, onmacht, waarschijnlijk een combinatie van beide.

Nadat ze het geluid van de televisie had uitgezet, nam Chantal behoedzaam het pistool uit zijn handen. De kolf voelde klam en koud tegelijk. Er trok een huivering over haar rug. Was de SIG geladen? Hoe voorkwam je dat het ding afging? Zat er een veiligheidspal op? Ze moest er niet aan denken iets fouts aan te raken. Net zo behoedzaam legde ze het pistool op het bureau neer, met de loop naar de wand. Als versteend staarde Saimir naar de televisie, naar Marie-Christine Grenoult die met haar gebeitelde glimlach ongetwijfeld nog meer vreselijke dingen zei. Over Saimirs wang liep een traan. Chantal sloeg haar armen om hem heen. Zijn huid voelde als de huid van een kind, zacht en warm.

‘Ik ben heel blij dat je nooit iemand hebt doodgeschoten,’ zei ze terwijl ze hem voorzichtig tegen haar aan drukte. ‘Als dat wel zo was, was ik nooit met je meegegaan.’

‘Waarom ben je eigenlijk meegegaan?’ vroeg hij snotterend.

‘Omdat ik je bewonder om je moed en je eerlijkheid.’

‘Alsof dat iets helpt.’

‘Uiteindelijk wel. Wacht maar tot je straks in het Europarlement zit.’ Ze hoorde hem zachtjes lachen. Nadat ze hem nog een keer tegen haar borst had gedrukt, liet ze hem los.

‘Sorry.’ Hij deed zijn best zich te herpakken. ‘Ik zat even in een dip. Volgens mij moet ik nodig wat eten. Wat heb je gehaald?’

De schittering in zijn ogen was weer terug.