Reading Online Novel

Nacht in Parijs(128)



Het geluid van de radio dringt opnieuw tot hem door.

In Lyon heeft de politie op het allerlaatste moment weten te voorkomen dat een groep skinheads met een bulldozer een Romakamp aan de rand van de stad met de grond gelijkmaakte. De agressie jegens Roma en zigeuners dreigt over te slaan op andere minderheidsgroeperingen in Frankrijk. In Toulouse is afgelopen nacht een moskee in brand gestoken en in vlammen opgegaan nadat pro-La Nouvelle France-betogers de brandweer ernstig hinderden bij de bluswerkzaamheden.

Jarre steekt een sigaret op en probeert zich opnieuw te concentreren op de dossiers. Verslagen van verhoren in de Guy Lavillierzaak. De machinaties vallen niet te ontkennen. De camera’s bij het Stade de France die het juist die nacht laten afweten. De technische recherche die vanwege het vakantierooster geen prioriteit kan geven aan de brand in de rue de Prony. De wijze waarop Jarre aan de kant is gezet. Het gebeurt. Niemand stelt vragen. Niemand komt in opstand. Het lijkt verdomme wel of La Nouvelle France nu al aan de touwtjes trekt en iedereen het hoofd in de schoot heeft gelegd.

Zijn gsm gaat.

Chantal Zwart, denkt Jarre onmiddellijk. Ze heeft zijn hulp nodig. En hij de hare.

Snel neemt hij op: ‘Oui?’

‘Auguste?’

Hij herkent de stem van Gérard Paquet, de lijkschouwer. Het feit dat iemand van de ‘ouwe hap’ belt, doet Jarre goed. ‘Gérard, wat verschaft mij de eer?’

‘Ik hoor net dat ze je geschorst hebben,’ klinkt het boos. ‘Klopt dat?’

‘Klopt.’

‘Renoir?’

Jarre moet spontaan lachen. Ten minste één iemand die zegt wat hij denkt.

‘Het is die klootzak van Renoir, hè?’ roept Gérard. ‘Die hufter heeft maar één ding in zijn hoofd,’ vervolgt hij op dezelfde boze toon. ‘Nee, ik vergis me. Het zijn er twéé: neuken en carrière maken over de ruggen van anderen.’

‘Het is een smerige zaak, Gérard.’

‘Daarom bel ik je.’

‘O?’ Jarre veert onmiddellijk op. ‘Vertel.’

‘Ik heb de autopsie op Guy Lavillier verricht. Omdat het om een belangrijke politicus gaat, moest er zonodig een tweede patholooganatoom bij gehaald worden. Een grote meneer uit Parijs. Het had niets te maken met een gebrek aan vertrouwen, legde de prefect me uit, maar hij wilde er absoluut zeker van zijn dat er geen fouten zouden worden gemaakt en dat er geen lastige pers over hem heen zou vallen. Dus deed ik mijn werk en rapporteerde aan mijn Parijse collega ten behoeve van diens contra-expertise. Het rapport is vandaag verschenen, maar om een of andere onduidelijke reden heb ik het pas aan het eind van de dag gekregen. Aangezien ik van mijn collega nooit opmerkingen heb ontvangen, ging ik ervan uit dat onze conclusies dezelfde waren en dat ik mij dus volledig in het eindrapport zou herkennen.’

Jarre kan zijn ongeduld nauwelijks bedwingen. ‘Maar…’

‘Het eerste wat me opviel, is dat we een verschil van mening hebben over het tijdstip van overlijden. Volgens mij moet Guy Lavillier in de nacht van zaterdag op zondag tussen 11.00 en 01.00 uur zijn overleden. Mijn collega gaat uit van een overlijden tussen 01.00 en 03.00 uur. Wat mij echter verbaast, is dat hij zijn tijdstip van overlijden zonder ruggespraak met mij in het eindrapport heeft gezet. Maar het tweede verschilpunt is misschien nog veel opmerkelijker. Ik heb in het lichaam van Guy Lavillier sporen van aconitine aangetroffen, maar mijn collega vond het kennelijk niet de moeite waard om dat in het eindrapport te vermelden.’

‘Aconitine?’

‘Monnikskap. Een ouderwets middeltje en zeer giftig. In het oude China en India werd aconitine op pijlpunten aangebracht en tijdens de Middeleeuwen werd het gebruikt bij executies. Zoals je misschien weet worden tegenwoordig veel giffen ook voor medische doeleinden aangewend. Maar aconitine niet. Te link. Het minste foutje met de dosis en de patiënt legt het loodje.’

‘Heb je enig idee hoe het gif is toegediend?’ vroeg Jarre.

‘Nee. Ik heb geen sporen van een injectienaald kunnen vinden. Niet zo raar, als je ziet hoe er in de huid van het slachtoffer tekeer is gegaan. Misschien is de aconitine oraal in het lichaam van het slachtoffer terechtgekomen. Wat ik wel weet, is dat Guy Lavillier vergiftigd is en dat iemand erg zijn best doet om dat onder het tapijt te vegen.’

‘Heb je die Parijse collega al gesproken?’

‘Nog niet.’ Gérard grinnikt. ‘Ik dacht: ik bel eerst jou.’

‘Maar ik ben geschorst.’

‘Zoals ik je ken, zit je nu je stinkende best te doen om dit smerige zaakje op te lossen.’

‘Reken maar, Gérard. En jouw telefoontje komt als geroepen.’ Jarre voelt hoe zijn accu zich opnieuw oplaadt. ‘Wat zijn de verschijnselen bij een aconitinevergiftiging?’ vraagt hij terwijl hij naar het puntje van de stoel schuift.