Reading Online Novel

Moord in de Dom(50)



Alweer Raymond Bloem die mijn pad kruiste. Van alle kanten kwam hij het verhaal binnensluipen, en ik zag hem constant in mijn buurt. Hoe dan ook: hij was hier niet toegelaten, en hij was dus niet in de box geweest.

Nummer negen was zoals gezegd beneden, aan het eind van een kleine zijgang. Ik opende de box. Ik trof maar een kleine hoeveelheid spullen aan, heel wat ordelijker opgesteld dan zoals het er in Vincents kamer had uitgezien. Een bankje, een paar stoelen en een tafel, een paar kasten met kleren. Verder een paar schemerlampen en kookspullen. Geen stapels papier, geen mappen. Geen Vincent meer. Over een tijdje zou dit allemaal worden verkocht of, wat waarschijnlijker was, naar de kringloopwinkel worden gebracht, en dat was het dan.

Met mijn handen in mijn zakken keek ik naar de kleine verzameling en ik werd treurig. Als op een kerkhof was het hier: het eindpunt.

Ik rommelde nog wat rond maar, zoals ik had verwacht, van een manuscript geen spoor.

Ik sloot de box af en liep door de hal naar de buitendeur. Mannen waren bezig om een busje uit te laden. Meubels en andere huisraad, alleen heel wat meer dan in box negen.

‘Gelukt?’ vroeg de portier, zonder te weten waarnaar ik had gezocht.

‘Gelukt,’ zei ik, en ik liep naar buiten, waar de zon scheen, en waar de mensen zich na een werkdag naar huis haastten.



Ik had al een tijd niets meer van adjudant Posthumus gehoord, en ging er maar van uit dat ik van de verdachtenlijst was afgevoerd. Van verschillende cantorijleden wist ik dat ze een verklaring hadden moeten afleggen. Een verklaring die in alle gevallen op hetzelfde neerkwam: buiten het koor hadden weinig mensen veel contact gehad met Vincent, en ze konden de politie niet verder helpen. Hoe het onderzoek vorderde, wist ik niet.

Het leven was weer op gang gekomen en het mysterie was zo langzamerhand opgeschoven naar de zijkant van onze aandacht. We konden van alles bedenken, maar niemand wist de weg naar de oplossing, en andere zaken eisten onze aandacht weer op. Vincent was weg, we wisten niet waarom. En zelfs als we dat wel wisten, zou het hem niet terugbrengen. Het leven ging door en het zingen dus ook. We werkten aan een concert met motetten van Brahms en psalmen van Mendelssohn. Iedereen heeft zo zijn voorkeur, maar voor mij is romantische koormuziek een feest, en de melodieën speelden al dagen van tevoren voortdurend door mijn hoofd. Geen plaats voor Posthumus.

Maar ja, of de duvel ermee speelde, er stond een bericht van hem op mijn voicemail, toen ik na mijn bezoek aan de City Box thuiskwam. Of hij bij me langs kon komen.

Barst, waarom nou weer? En waarom bij mij thuis?

‘Dan worden we niet gestoord,’ zei hij, toen ik het 06-nummer had gebeld dat hij me gegeven had. ‘Daar ga ik tenminste van uit. Hier is het de laatste tijd een gekkenhuis.’

Hier, daarmee bedoelde hij het politiebureau.

En dus zette ik koffie en ruimde wat op. Ik ging zelfs met de stofzuiger door de woonkamer, mezelf afvragend waarom ik dat deed. Bij Posthumus thuis – was hij eigenlijk getrouwd? – zou het net zo goed een stuk slordiger kunnen zijn dan bij mij thuis. Wilde ik een goede beurt maken?

Ik was net klaar, toen hij aanbelde.

‘Koffie?’ vroeg ik, en toen hij dat aanbod geaccepteerd had, ging ik mijn keuken in om hem de gelegenheid te geven het interieur in zich op te nemen. Aannemende dat zoiets voor politiemensen tot hun tweede natuur behoort, of op zijn minst een vaste gewoonte is bij een huisbezoek bij een mogelijke verdachte van een moordzaak.

‘Leeft u van een uitkering?’ vroeg hij plompverloren, toen ik met een pot koffie in de kamer terugkeerde. ‘Of is dat een impertinente vraag?’

‘Ja, en ik schaam me er niet voor,’ zei ik. ‘Temeer omdat ik verschillende soorten vrijwilligerswerk doe, natuurlijk.’

‘O, u hoeft zich niet te verdedigen.’ Hij nam zijn koffie aan. ‘Zie het als belangstelling.’

‘Dan is het goed.’

Hij glimlachte even. ‘Ik zal u de reden van mijn komst uitleggen,’ zei hij. ‘Het onderzoek heeft de laatste tijd niet de hoogste prioriteit gehad. Het is wel eens goed om een en ander even te laten rusten, maar nu hebben we het toch weer opgepakt. In de eerste plaats heb ik geprobeerd erachter te komen of er mensen zijn die op de een of andere manier met de Domkerk in verband staan en die iets hebben met rituelen, of zelfs sekten.’

‘U hebt speciaal onderzoek gedaan naar mensen die iets met de Domkerk te maken hebben?’

‘Als je alles op een rij zet, is het heel goed denkbaar dat dat de kringen zijn waarbinnen ik moet zoeken. Vanwege het alarm, ziet u.’

Ik moest hem gelijk geven. Aan een kerk verbonden zijn, op wat voor manier dan ook, is geen garantie voor een leven zonder misdaad. Zelf had ik ook alleen maar rondgewroet in de Domkerkgemeenschap zelf, hoe bizar ik de gedachte ook vond. Maar door mijn zoektocht naar het muziekmanuscript had ik het fenomeen sekten uit het oog verloren.