Reading Online Novel

Moord in de Dom(44)



Maar toen ik zag dat een plek in de onderste trede, in de hoek, lichter van kleur was, voelde ik mijn hart in mijn keel kloppen. Ik tastte de trede nauwkeurig af met mijn vingertoppen en voelde verschil. De steen was van een andere soort, ruwer en een beetje korrelig.

Ik stond op. Mijn adem zat hoog en mijn knieën trilden. Ik had gereedschap nodig, en een lege, verlaten kerk. Als iedereen weg was, zou het geluid van het wegbreken van steen niet worden gehoord. Ik keek op mijn horloge en zag dat het drie uur was. De kerk was tot vier uur geopend voor het publiek. Ik zou geduld moeten hebben.

Ik zette de stoelen weer op hun plek en keek nog een keer naar de traptrede. Ja, nu ik het wist, zag ik het ook als ik stond. Er was kleurverschil. Niet veel, maar toch.





16

‘Vind je dat we het ook aan Remmelt moeten vertellen?’ vroeg ik. Ik keek Sjoerd vragend aan. Hij had tenslotte al een hele speurtocht achter de rug, en ik kon hem er niet buiten laten. Ook vanwege Vincent, die meegezocht had, en ik zou er wat voor gegeven hebben als hij er ook bij had kunnen zijn.

Omdat ik geen zin had in de chaos van zijn kamer, had ik Sjoerd meegetroond naar een klein wijncafeetje aan de Nieuwegracht, waar het meestal rustig was. Er werd goede wijn geschonken, wat weer eens iets anders was dan het eeuwige flesje bier.

‘Nee, dank je wel,’ zei Sjoerd beslist. ‘Ik wil even niets meer met hem te maken hebben. Hij heeft me van van alles en nog wat beschuldigd, voorlopig ben ik hem zat.’

‘Beschuldigd?’

‘Ja, sloeg nergens op.’

‘Waarvan dan?’

‘Van alles en nog wat, dat zeg ik toch?’

Hij liet er niets over los. Remmelt kon hem mogelijk zomaar beschuldigd hebben van de moord op Vincent, dacht ik, wat volgens mij net zo absurd was als andersom.

‘En Gert?’ vroeg ik.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Als dit de goede plek is, en we hebben het gevonden, vertellen we het hem,’ zei hij. ‘Nu moeten er niet te veel mensen bij zijn.’

Hij kon wel eens gelijk hebben. Ik draaide mijn glas rond en keek naar de bewegingen van de wijn, een geurige merlot.

‘Prettige wijn,’ zei ik. ‘Dus we blijven met zijn tweeën over?’

‘Wat mij betreft wel.’

‘Doodzonde van Vincent.’

‘Doodzonde is het goeie woord.’ Sjoerd kon zijn cynisme niet bedwingen.

‘Maar wat denk je?’ zei ik. ‘Zou het kunnen kloppen, van die traptrede?’

Hij keek me aan en ik zag de opwinding in zijn ogen. Hij sloeg de inhoud van zijn wijnglas in één keer achterover en veegde met de rug van zijn hand zijn lippen af. Een echte bierdrinker. Ik keek onwillekeurig opzij naar de bar, en zag het afgrijzen in de ogen van de eigenaar.

‘Ik zou het zelf niet bedacht hebben,’ zei hij. ‘Maar het klinkt goed.’

‘Ik begin steeds meer te geloven dat het klopt.’ Ik dempte mijn stem. ‘Ik kon duidelijk voelen dat de tree uit twee steensoorten bestaat, bovendien is er sprake van kleurverschil.’

‘Wanneer kan ik het zien?’

‘Vanavond, als je niks beters te doen hebt.’

‘Ik heb zeker weten niks beters te doen.’ Hij zat bijna in zijn handen te wrijven van de voorpret. ‘Maar er zal gehakt moeten worden, natuurlijk. Ik heb hier nog wel ergens een mokertje liggen. Heb jij een beitel?’

‘Ik vind wel iets,’ zei ik, hoewel ik me opeens ongemakkelijk voelde. Illegaal hakken in de Domkerk, waar zou dat op uitlopen? Ik wist zeker dat dat niet de bedoeling was, toen ik de sleutel kreeg uitgereikt. In mijn eentje door de lege kerk lopen, dat kon nog wel. Maar hakken?

‘Wat is er?’ vroeg Sjoerd. ‘Je hebt je toch niet bedacht?’

Ik schrok op. ‘Nee, nee,’ zei ik. ‘Ik zit alleen… laat maar.’

‘Er is verder toch niemand vanavond?’

‘Misschien is er een vergadering, maar die is uiterlijk om een uur of elf afgelopen. Vroeger moeten we niet gaan.’

‘Klinkt spannend.’ Sjoerd keek naar de bar. ‘Hebben ze hier ook bier?’

De eigenaar schudde meewarig zijn hoofd.



Het was bizar. Daar liepen we met zijn tweeën door de uitgestorven stad, over de Pausdam, op weg naar een donkere en lege Domkerk. Sjoerd droeg een linnen tasje met een moker en een beitel, die hij ergens in zijn chaos had weten te vinden.

‘Had ik bij me, toen ik in de Vulkaan-Eifel was,’ zei hij. ‘In rotsen gehakt, op zoek naar fossielen. Het barst ervan daar.’ Een pakje met cementpoeder en een spatel had hij ook nog opgeduikeld. Na onze spectaculaire vondst – daar gingen we zonder meer van uit – moesten de sporen van het hakwerk worden weggewerkt. Alles onder controle, zoals Sjoerd zelfverzekerd had gezegd.

We liepen door de Achter de Dom. Links van ons rees de kerk met al haar versierselen en tierelantijnen op als een reusachtige, duistere, kunstige taart.