1
Zes weken later
Nachtmerries over dood door verdrinking in zwart water tikten de uren weg van de diepste slaap die Shauna McAllister ooit had ervaren. In een eeuwigdurende spiraal stikte en verdronk ze, en werd op de een of andere manier toch weer gered, alleen om opnieuw te stikken en te verdrinken, en opnieuw, in een eindeloze verschrikking. Altijd hetzelfde gevecht, steeds weer het happen naar lucht. Altijd diezelfde intense doodstrijd voor dezelfde hoeveelheid tijd voordat het scherm van haar geest dof werd.
En dan kwam het weer flikkerend tot leven.
Genadeloos, uitputtend.
Haar buik deed zeer door de honderd vlijmscherpe messen die haar sneden, deden bloeden en staken. Het koude water was niet voldoende om haar te verdoven.
Ze kon zich niet herinneren waar ze was of hoe ze hier gekomen was.
Waarom was haar vader niet bij haar? En waar was Rudy?
Het water sloot zich weer boven haar hoofd. Ze overwoog de dood te verwelkomen en zich over te geven aan haar vermoeidheid. Ze was uitgeput.
Iets raakte haar aan. Een vaste hand, zacht en behulpzaam, pakte haar pols beet. In die greep ging al de kracht schuil die ze zelf niet wist op te brengen. En op het moment dat ze zich erbij neerlegde dat ze zou verdrinken, voelde ze dat ze, terwijl ze door het zwarte water weer omhoog rees, vandaag waarschijnlijk niet zou sterven.
Shauna brak door het oppervlak heen, happend naar lucht en spartelend als een vis die op het dek gesmeten wordt van een…
Nee, ze lag op een bed, een smal bed dat piepte als ze zich bewoog. Haar handen raakten metalen stangen aan en ze greep zich eraan vast om te voorkomen dat ze weer kopje onder zou gaan, hoewel een of ander zesde zintuig haar zei dat er geen water was. Ze begon te hoesten en kon niet meer ophouden, alsof de zuurstof in dit vertrek haar even snel zou doden als het water.
Hoe was ze hier gekomen?
Iemand schoof een kussen onder haar schouders. Iemand zei iets. Verscheidene mensen praatten door elkaar heen, geanimeerd en dringend.
Ze deed haar ogen open en haalde voor het eerst diep adem.
Een vrouw van middelbare leeftijd in het uniform van een verpleegkundige stond naast haar bed, haar heldere ogen en een mond vol uiteenstaande tanden wijd open. Ze drukte op een intercomknop op een paneel boven haar bed, zo hard dat de plastic luidspreker kraakte.
Shauna was zich vaag bewust van mensen die de kamer binnenkwamen.
‘Dokter Siders,’ zei de vrouw tegen het paneel. Ze legde een hand op haar hart alsof ze bang was dat het uit haar lichaam zou ontsnappen. ‘We hebben u hier nodig. Ze is bij bewustzijn.’
Nog steeds gedesoriënteerd lag Shauna in het centrum van het kleine gezelschap in de kamer. Door de waas die haar omgaf, zag ze een lange dokter in een witte jas die zich naar haar bed toe haastte. De man bestond voor tachtig procent uit ledematen en voor twintig procent uit romp, lang en pezig en gespannen.
‘Dag, Shauna. Kun je mij horen?’
Ze voelde dat haar kin iets omhoog ging.
Hij legde zijn hand op haar arm. ‘Ik ben dokter Gary Siders. En jij bent – wel, laten we zeggen een ontzettende mazzelaar. Ongetwijfeld het meest bijzondere geval dat ik hier heb gehad.’
Waar was hier? Waar was Rudy?
Ze probeerde het zich te herinneren. In haar gedachten botsten allerlei willekeurige beelden op elkaar die maar geen eenheid wilden worden: boodschappen doen op een markt in de openlucht in Guatemala, een collega feliciteren bij het bedrijf waar ze werkte, groenten roerbakken in haar appartement in de stad.
Deze toevallige gebeurtenissen schenen geen verband te houden met dit witte bed, deze witte kamer, met deze in het wit geklede mensen. Ze kon het zich niet herinneren en de leegte was het meest verontrustende stukje in deze witte puzzel.
Ze zag een flits van kleur. Blauw. Een blauwe ring aan een lange, knokige hand die de kin van een man ondersteunde. Een knappe man. Hij stond onder de tv met zijn armen over elkaar, en zijn door zorgen gerimpelde voorhoofd maakte een of ander draadje in Shauna’s brein los dat vriendelijk zei. Hij keek haar aan met zijn bruine ogen en glimlachte nauwelijks waarneembaar, hoopvol.
Ze herkende hem niet. Maar hij was een opluchting voor haar zintuigen, een warm, sympathiek iemand in een onbekende, koude kamer. Ze glimlachte terug.
Aan de andere kant van het bed viel haar blik op Patrice McAllister.
Shauna huiverde onwillekeurig. Hoe was het mogelijk dat de vrouw haar na al die jaren nog bang kon maken? Patrice droeg haar kenmerkende marineblauwe broekpak en al even kenmerkende uitgestreken gezichtsuitdrukking. Ze had het mooie uiterlijk van Diane Keaton, maar haar hart was van steen.
Het littekenweefsel op Shauna’s arm scheen te gaan branden, zoals altijd wanneer Patrice haar aanstaarde. Shauna zocht naar haar vader. Geen spoor van hem te bekennen. Geen verrassing.
Maar ze zag wel oom Trent naast Patrice staan. Zijn kortgeknipte, witte haar bedekte zijn door de zon gebruinde hoofd. Trent had zijn hand op Patrice’ schouder gelegd alsof hij ervoor wilde zorgen dat ze daar bleef staan. Door de lachrimpeltjes om zijn ogen verdween Shauna’s angst.