Kurt Wallander 04(88)
‘Daar staan we nu’, besloot Wallander. ‘Omdat dit betekent dat we in dit onderzoek waarschijnlijk andere prioriteiten moeten stellen, is Per bij ons. De vraag is eigenlijk ook of we niet nu al hulp van buitenaf nodig hebben. Het zal een moeilijk te forceren en ook op andere manieren moeizaam werk worden om in Alfred Harderbergs wereld door te dringen, vooral omdat we niet willen dat hij onze interesse zal merken.’
Toen Wallander zijn uiteenzetting had beëindigd, voelde hij zich onzeker of hij erin geslaagd was datgene over te brengen wat hij had gewild. Ann-Britt Höglund glimlachte en knikte naar hem, maar toen hij de afwachtende gezichten rond de tafel zag, was hij daar toch niet van overtuigd.
‘Dit is onmiskenbaar iets waar we onze tanden in moeten zetten’, zei Per Åkeson toen de stilte lang genoeg had geduurd. ‘We moeten duidelijk voor ogen houden dat Alfred Harderberg de naam heeft een voorbeeld binnen het Zweedse bedrijfsleven te zijn. We kunnen op niets anders dan protest rekenen als we vraagtekens bij dat beeld gaan zetten. Aan de andere kant kan ik niet ontkennen dat er voldoende grond is om ons flink voor hem te gaan interesseren. Ik kan natuurlijk moeilijk geloven dat Alfred Harderberg als persoon iets te maken zou hebben met de moorden en de andere gebeurtenissen, maar ergens op de achtergrond kunnen er natuurlijk bij hem zaken gebeuren waar hij geen controle over heeft.’
‘Ik heb er altijd van gedroomd om een van die gasten achter de tralies te zetten’, zei Svedberg opeens.
‘Een zeer betreurenswaardige houding voor een politieman’, antwoordde Björk, die zijn ongenoegen niet verborg. ‘Het zou niet nodig moeten zijn om mensen te herinneren aan onze status van neutrale ambtenaren.’
‘Laten we niet afdwalen’, onderbrak Per Åkeson hem. ‘We moeten er misschien ook aan denken dat wij in onze rol van gerechtsdienaren betaald krijgen om achterdochtig te zijn in die gevallen waar we dat normaal niet zouden behoeven te zijn.’
‘We krijgen dus het groene licht om ons te concentreren op Alfred Harderberg?’ vroeg Wallander.
‘Onder bepaalde voorwaarden’, zei Björk. ‘Ik ben het niet alleen met Per eens dat we voorzichtigheid en behoedzaamheid moeten tonen. Ik wil ook benadrukken dat ik het van mijn kant als ambtsovertreding zal beschouwen indien iets van wat wij doen, buiten deze muren uitlekt. Er mogen geen uitspraken naar de pers worden gedaan zonder dat het eerst van mijn kant is goedgekeurd.’
‘Dat begrijpen we’, zei Martinson, die zich tot nu toe nog niet had laten horen. ‘Ik ben er meer in geïnteresseerd om te horen hoe we het voor elkaar moeten krijgen om heel Harderbergs imperium uit te kammen wanneer we met zo weinig mensen zijn. En hoe gaan we ons onderzoek afstemmen met de afdelingen Fraude in Stockholm en Malmö? Hoe gaan we samenwerken met de Belastingdienst? Ik vraag me af of we niet een heel andere weg zouden moeten bewandelen.’
‘Welke dan?’ vroeg Wallander.
‘Dat we alles aan de rijksrecherche overdragen’, zei Martinson. ‘Die kunnen dan alles afstemmen met welke afdelingen en overheidsinstanties ze maar willen. Ik denk dat we moeten erkennen dat we hier te klein voor zijn.’
‘Daar heb ik ook al even aan zitten denken’, zei Per Åkeson. ‘Maar in dit vroege stadium, voordat we zelfs nog maar een fundamenteel onderzoek hebben gedaan, zouden de afdelingen Fraude zowel in Stockholm als in Malmö zich afwijzend tegenover ons opstellen. Ik weet niet of het jullie duidelijk is dat zij zo mogelijk nog meer overbelast zijn. Wij zijn dan wel met weinig mensen, maar zij zijn zo onderbemand dat het bijna catastrofaal is. Voorlopig moeten we deze zaak zelf behandelen. Zo goed we kunnen. Maar ik zal natuurlijk proberen de afdelingen Fraude nu al te laten meehelpen. Wie weet, misschien lukt dat.’
Voor Wallander stond naderhand absoluut vast dat met Per Åkesons woorden over de hopeloze situatie bij de rijksrecherche hun voorwaarden definitief werden vastgelegd. Het moordonderzoek zou zich concentreren op Alfred Harderberg en de verbanden die er waren met Lars Borman en de dode advocaten. Ze waren verder op zichzelf aangewezen. De politie in Ystad hield zich weliswaar voortdurend bezig met verschillende vormen van witteboordencriminaliteit, maar dit was groter dan alles waar ze eerder mee in aanraking waren gekomen en ze wisten natuurlijk ook niet of hun gedachten gegrond waren dat financiële delicten de achterliggende oorzaak voor de dood van de twee advocaten waren.
Met andere woorden: ze zouden beginnen met zoeken naar een antwoord op de vraag wat ze nu eigenlijk zochten.
Toen Wallander een paar avonden later een brief naar Baiba Liepa in Riga schreef en vertelde over ‘de geheime klopjacht’, zoals hij het onderzoek was gaan noemen – nadat hij een woordenboek had geraadpleegd om de juiste Engelse vertaling te vinden – had hij de operatie echter beschreven als allesbehalve onbezonnen. Hij had het gevoel dat zijn collega’s er net zozeer als hij op gebrand waren het vraagstuk op te lossen. ‘Er zit een jager in iedere politieman’, had hij geschreven. ‘Wanneer de jacht aan de gang is, schallen er zelden of nooit trompetten. Maar zo nu en dan vangen we de vossen waar we achteraan zitten. Zonder ons zou de Zweedse kippenren allang leeg en afgebroken zijn; er zouden alleen nog een paar bloedige veren over zijn die in de herfstwind rond dwarrelden.’