Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(87)



Björk ging wantrouwend weer in zijn stoel zitten.

‘Wat bedoel je?’ vroeg hij.

‘Ik bedoel dat we redenen hebben om te geloven dat Alfred Harderberg direct of indirect betrokken kan zijn bij de moorden op de twee advocaten Torstensson. En bij de poging tot moord op mevrouw Dunér. En bij mijn auto die de lucht in vloog.’

Björk bekeek hem sceptisch.

‘Moet ik dit allemaal werkelijk serieus nemen?’

‘Ja’, zei Wallander. ‘Per Åkeson doet dat ook.’

Zonder op details in te gaan gaf Wallander Björk een korte samenvatting van wat er was gebeurd. Toen hij zweeg bleef Björk lang naar zijn handen zitten kijken voordat hij antwoordde.

‘Het is natuurlijk uiterst onaangenaam als dit zou blijken te kloppen’, zei hij ten slotte.

‘Moorden en bomaanslagen zijn onaangename dingen’, antwoordde Wallander.

‘We moeten ontzettend voorzichtig zijn’, vervolgde Björk die Wallanders commentaar leek te negeren. ‘We kunnen ons niet permitteren minder dan volledig sluitende bewijzen te hebben, voordat we tot een eventuele arrestatie overgaan.’

‘Dat doen we anders ook niet’, zei Wallander. ‘Waarom zouden we dat dit keer dan wel doen?’

‘Ik ben ervan overtuigd dat dit ons helemaal nergens brengt’, zei Björk en hij stond op ten teken dat het gesprek afgelopen was.

‘Die kans bestaat’, antwoordde Wallander. ‘Net als het tegenovergestelde.’

Toen hij Björks kantoor verliet, was het inmiddels tien minuten over acht. Hij ging koffie halen en keek even Ann-Britt Höglunds kantoor binnen, maar ze was er nog niet. Vervolgens ging hij op zijn kamer zitten en belde taxichauffeur Waldemar Kåge in Simrishamn op. Hij kreeg hem via diens autotelefoon te pakken en vertelde waarvoor hij belde. Daarna noteerde hij Kåges gironummer en schreef op een zelfklevend memoblaadje dat hij 230 kronen moest overmaken. Hij overwoog heel even of hij ook zou bellen met de expediteur aan wie zijn vader in de Staatsslijterij een klap had gegeven, om te proberen hem ertoe over te halen dat hij zijn eis dat Wallanders vader voor het gerecht werd gedaagd liet vallen. Maar dat plan liet hij rusten. Om halfnegen zouden ze met hun vergadering beginnen. Tot die tijd moest hij zich concentreren.

Hij ging voor het raam staan en keek naar buiten. Het weer was minder grijs, de lucht was vochtig en het was guur. Al laat in de herfst, bijna winter. Hier ben ik, dacht hij. Ik vraag me af waar Alfred Harderberg zich op dit moment bevindt. Op kasteel Farnholm? Of tienduizend meter boven de aarde, in zijn straalvliegtuig, op weg van en naar een van zijn ingewikkelde zaken? Wat hadden jullie ontdekt, Gustaf Torstensson en Lars Borman? Wat gebeurde er nou eigenlijk? Als Ann-Britt Höglund en ik nou eens gelijk hebben, als twee politiemensen dwars over de generatiekloof heen, ieder met zijn eigen beeld van de wereld, tot een gemeenschappelijke en ondeelbare conclusie zijn gekomen? Die bovendien de conclusie blijkt te zijn die ons tot de waarheid voert?

Om halfnegen stapte Wallander door de deur van de vergaderruimte naar binnen. Björk was al aan het hoofd van de tafel gaan zitten, Per Åkeson stond door het raam naar buiten te kijken, terwijl Martinson en Svedberg in gesprek waren over iets waarvan Wallander begreep dat het een salariskwestie was. Ann-Britt Höglund was op de plek gaan zitten waar ze altijd zat, aan de andere korte kant van de tafel. Noch Martinson, noch Svedberg leek het vreemd te vinden dat Per Åkeson er ook bij was. Hij knikte naar Ann-Britt Höglund.

‘Hoe denk je dat dit zal gaan?’ vroeg hij zachtjes.

‘Toen ik vanochtend wakker werd, dacht ik dat ik alles gedroomd had’, antwoordde ze. ‘Heb jij met Björk en Åkeson gesproken?’

‘Åkeson weet het meeste al’, antwoordde hij. ‘Björk heb ik nog maar heel even kunnen spreken.’

‘Wat zei Åkeson?’

‘Hij zal het met onze lijn eens zijn.’

Björk klopte met een potlood op tafel en degenen die nog stonden gingen zitten.

‘Ik heb niets anders te zeggen dan dat ik het woord aan Kurt geef’, zei Björk. ‘Maar als ik het goed begrepen heb, dan is er misschien een dramatische ommekeer in het onderzoek opgetreden.’

Wallander knikte, terwijl hij nadacht hoe hij zou beginnen. Opeens was zijn hoofd helemaal leeg, maar toen pakte hij de draad weer op en begon. Hij besprak gedetailleerd wat Ann-Britt Höglunds collega in Eskilstuna hun had weten te vertellen en hij zette uiteen welke gedachten er die nacht ontstaan waren, over hoe ze te werk zouden gaan zonder dat ze de beer die het liefst moest blijven slapen wakker lieten schrikken. Toen hij klaar was – zijn verslag had meer dan vijfentwintig minuten geduurd – vroeg hij Ann-Britt Höglund of ze er iets aan toe te voegen had, maar ze schudde haar hoofd; hij had alles gezegd wat er gezegd moest worden.