Kurt Wallander 04(83)
‘Vroeger zei men altijd dat er achter ieder groot vermogen een misdrijf verborgen zit’, zei ze. ‘Waarom alleen vroeger? Je kunt geen krant openslaan of je ziet voorbeelden dat dat vandaag de dag eerder regel dan uitzondering lijkt te zijn.’
‘Het leven zit vol citaten’, zei Wallander. ‘Je kunt altijd wel iets toepasselijks vinden. Japanners zeggen dat ondernemen oorlog voeren is. Maar dat rechtvaardigt nog niet dat men in Zweden mensen ombrengt om de cijfers van een jaarrekening een beetje op te poetsen. Als het dat tenminste is wat ze willen.’
‘Ook ons land zit vol heilige koeien’, zei ze. ‘We vinden het onder meer niet prettig ons te moeten bezighouden met criminelen die een adellijke naam dragen en lid zijn van een van de oude voorname Skånse kasteelfamilies. Wanneer die een greep in de kassa van het postkantoor hebben gedaan, vinden we het niet prettig om ze voor het gerecht te slepen.’
‘Dat heb ikzelf nooit gedacht’, zei Wallander, maar hij besefte dat hij niet de waarheid sprak. Naderhand vroeg hij zich af wat hij nou eigenlijk wilde verdedigen. Had hij überhaupt wel iets willen verdedigen? Of was het gewoon zo dat Ann-Britt Höglund, een vrouw en jonger dan hijzelf, gewoon geen gelijk mocht hebben, in elk geval niet zonder meer, of niet in alles?
‘Ik geloof dat iedereen zo denkt’, hield ze vol. ‘De politie reageert net als de rest. Officieren van justitie ook. De heilige koeien mogen rustig blijven grazen.’
Ze waren tussen de blinde klippen heen en weer gevaren zonder dat ze een vaargeul konden ontdekken. Wallander meende dat het feit dat ze van mening verschilden, een teken was van wat hij lang had lopen denken: dat een steeds grotere generatiekloof het politiekorps zou verdelen. Het was niet zozeer het feit dat Ann-Britt Höglund een vrouw was, als wel dat ze andere ervaringen meebracht. Wij zijn geen politiemensen met echt hetzelfde wereldbeeld, dacht Wallander. De wereld is misschien wel identiek voor ons allebei, maar het beeld dat wij ervan hebben is dat niet.
Hij dacht die nacht ook nog iets anders, en hij vond het geen aantrekkelijke gedachte. Hij merkte opeens dat wat hij tegen Ann-Britt Höglund zei, ook door Martinson gezegd had kunnen worden. Of door Svedberg, of zelfs Hanson, die steeds op cursus was. Hij zat daar die vrijdagnacht niet alleen met zijn eigen tong, maar ook met die van anderen te praten. De mond die openging wanneer hij met haar praatte, vertegenwoordigde een hele generatie. Dat irriteerde hem, en in stilte gaf hij de schuld daarvoor aan Ann-Britt Höglund, die te zelfverzekerd was, te resoluut in haar meningen. Hij vond het niet prettig om te worden herinnerd aan zijn eigen luiheid, zijn eigen heel vage opvattingen over de wereld en de tijd waarin hij leefde.
Het was alsof ze voor hem een onbekend land beschreef. Een Zweden dat ze helaas niet uit haar duim zoog, maar dat buiten de muren van het politiebureau gewoon bestond, met compleet echte mensen.
Maar toen Wallander lang genoeg water op het vuur had gegooid, doofde hun discussie ten slotte uit. Ze gingen nog meer koffie halen en kregen een broodje aangeboden van een oververmoeide of misschien verveelde verkeersagent die in de kantine leeg voor zich uit zat te staren. Vervolgens keerden ze terug naar Wallanders kamer en om te voorkomen dat de discussie over de heilige koeien opnieuw zou oplaaien, nam Wallander de leiding en stelde hij voor een ogenblik constructief te gaan nadenken.
‘Ik had een deftige leren map in mijn auto liggen toen die uitbrandde’, zei hij. ‘Een overzicht dat ik meekreeg bij mijn bezoek aan het rode kasteel van Farnholm. Ik was er al in beginnen te lezen. Een overzicht van Harderbergs imperium. Van zijn verschillende eredoctoraten. Van al zijn daden. De mecenas Harderberg. De humanist Harderberg. De jeugdvriend Harderberg. De in sport geïnteresseerde Harderberg. Harderberg, de bewaarder van het cultuurhistorisch erfgoed. De vriend van de restauraties van oude Ölandse vissersboten. Harderberg de eredoctor in de archeologie, die gul opgravingen van mogelijke nederzettingen uit de IJzertijd in de provincie Medelpad ondersteunt. De muziekvriend Harderberg die het salaris en de werkgeverspremies van twee violisten en een fagottist van het Göteborgs Symfonieorkest betaalt. De insteller van de Harderberg Prijs voor de meest getalenteerde jonge operazanger in het land. De gulle donateur aan het vredesonderzoek in Scandinavië. En wat ik verder nog vergeten ben. Het leek wel of hij in zijn eentje als een complete Zweedse Academie werd gepresenteerd. Zonder een druppel bloed aan zijn handen. Ik heb Ebba al gevraagd of ze voor een nieuw exemplaar wilde zorgen. Dat moet gelezen en onderzocht worden. We moeten ons heel discreet toegang verschaffen tot een oneindige massa jaarverslagen en jaarrekeningen van al zijn bedrijven. We moeten uitzoeken hoeveel bedrijven hij überhaupt bezit. En waar ze zitten. Wat ze doen. Wat ze verkopen. Wat ze kopen. We moeten zijn belastingaanslagen en zijn belastingsituatie onderzoeken. Wat Al Capone betreft geef ik je gelijk. We moeten uitzoeken op welke plek Gustaf Torstensson mocht binnenkruipen en meedoen. We moeten onszelf afvragen: waarom juist hij? We moeten binnen kijken in alle geheime ruimtes die er zijn. We moeten ons stiekem een weg banen in Harderbergs hoofd, niet alleen in zijn portemonnee. We moeten praten met elf secretaresses zonder dat hij het merkt. Want als hij het merkt, zal heel zijn imperium op zijn grondvesten schudden. We mogen nooit vergeten dat hoeveel middelen wij ook mobiliseren, hij er op het slagveld altijd een grotere troepenmacht tegenover kan stellen. En het is altijd gemakkelijker een deur dicht te doen dan om die later weer te openen. Het is altijd gemakkelijker een kunstig geconstrueerde leugen te bewaken dan een onduidelijke waarheid te vinden.’