Kurt Wallander 04(26)
‘Ik dacht dat het niet waar was’, zei ze. ‘Ben je echt teruggekomen?’
‘Daar ziet het wel naar uit’, antwoordde Wallander.
‘Ik geloof dat ik moet huilen’, zei ze.
‘Doe maar niet’, zei Wallander. ‘We zullen straks wel even praten.’
Hij ging zo snel hij kon bij haar vandaan en haastte zich door de gang. Toen hij op zijn kamer kwam, merkte hij dat deze grondig schoongemaakt was. Er lag ook een briefje op zijn bureau dat hij zijn vader moest bellen. Naar het moeilijk leesbare handschrift te oordelen was het Svedberg geweest die het gesprek de vorige avond had aangenomen. Heel even zat hij met zijn hand op de hoorn, maar daarna besloot hij te wachten. Hij haalde de samenvatting die hij die nacht gemaakt had te voorschijn en las door wat hij had opgeschreven. Zijn vermoeden dat het ondanks alles mogelijk was om nu al een vaag maar ondubbelzinnig patroon in de gebeurtenissen te ontdekken, wilde niet terugkeren. Hij schoof de papieren aan de kant. Het is te vroeg, dacht hij. Ik keer na anderhalf jaar buiten in de kou terug en heb minder geduld dan ooit. Geïrriteerd trok hij de blocnote naar zich toe en zocht een lege bladzijde.
Hij realiseerde zich dat ze weer bij het begin moesten beginnen. Omdat niemand met zekerheid kon zeggen waar dat begin lag, moesten ze hun onderzoek breed en onbevooroordeeld opzetten. Een halfuur lang was hij bezig een opzet voor het werk te schetsen, maar hij dacht de hele tijd dat Martinson het onderzoek eigenlijk zou moeten leiden. Hij was weliswaar weer aan het werk gegaan, maar wilde niet meteen degene zijn die de hele verantwoordelijkheid overnam.
De telefoon ging. Hij aarzelde voordat hij opnam.
‘Ik hoor groot nieuws’, zei Per Åkeson. ‘Ik moet zeggen dat ik er erg verheugd over ben.’
Per Åkeson was van de officieren van justitie in de stad degene met wie Wallander door de jaren heen het beste contact had gehad. Ze hadden vele malen verhitte discussies gevoerd over hoe onderzoeksmateriaal geïnterpreteerd diende te worden. Wallander was soms verontwaardigd geweest wanneer Per Åkeson had geweigerd materiaal voldoende steekhoudend te achten voor een aanhouding, maar in wezen hadden ze altijd eenzelfde kijk op het werk gehad.
Allebei hadden ze er een even grote hekel aan wanneer slordigheid een stempel begon te drukken op een lopend onderzoek naar een misdrijf.
‘Ik moet bekennen dat het onwennig aanvoelt’, antwoordde Wallander.
‘Er gingen hardnekkige geruchten dat je in de wao zou gaan’, zei Per Åkeson. ‘Iemand zou eens tegen Björk moeten zeggen dat hij die tendens in het korps tot het verspreiden van geruchten tegengaat.’
‘Het waren geen geruchten’, antwoordde Wallander. ‘Ik had besloten te stoppen.’
‘Mag ik ook vragen waarom je van gedachten bent veranderd?’
‘Er gebeurde iets’, antwoordde Wallander ontwijkend.
Hij kon horen dat Per Åkeson op een vervolg wachtte, maar hij zei niets meer.
‘Ik ben blij dat je terug bent’, zei Per Åkeson toen Wallander lang genoeg had gezwegen. ‘Ik ben er bovendien zeker van dat ik ook namens mijn collega’s spreek.’
Wallander begon zich ongemakkelijk te voelen onder al die vriendelijkheid die hem tegemoet stroomde, maar waar hij moeilijk in kon geloven.
Je krijgt bloemen of je wordt met modder begooid, dacht hij. Je hele leven is het of het een of het ander.
‘Ik neem aan dat jij het onderzoek naar de dood van meester Torstensson zult overnemen’, zei Per Åkeson. ‘Misschien moeten we elkaar in de loop van de dag even ontmoeten om onze posities te bepalen.’
‘Overnemen niet’, antwoordde Wallander. ‘Ik zal eraan deelnemen, daar heb ik om verzocht, maar ik ga ervan uit dat een van de anderen het onderzoek zal leiden.’
‘Daar bemoei ik me niet mee’, zei Per Åkeson. ‘Ik ben alleen blij dat jij terug bent. Heb je al tijd gehad je in de zaak te verdiepen?’
‘Nog niet erg.’
‘Van wat ik tot nu toe heb gehoord, is er kennelijk nog niets van betekenis naar voren gekomen.’
‘Björk denkt dat het een langdurig onderzoek wordt.’
‘Wat denk jij zelf?’
Wallander dacht snel na voordat hij antwoordde.
‘Voorlopig nog niks.’
‘We leven in een tijd waarin de onzekerheid zichtbaarder wordt’, zei Per Åkeson. ‘Allerlei bedreigingen, soms in de vorm van anonieme brieven, nemen toe. Overheidsinstellingen die vroeger hun deuren open hadden, sluiten hun kantoren nu af als bunkers. Ik denk dat het onvermijdelijk is dat jullie grondig gaan zoeken tussen zijn cliënten. Als mogelijk aanknopingspunt. Misschien is er iemand ontevredener dan je denkt.’
‘We zijn al begonnen’, antwoordde Wallander.