Koninklijke verleider(30)
Hij vroeg een paar mannen om het spoor van hem en Talia te volgen voor het door de opkomende zandstorm werd weggevaagd en de spullen te halen die hij had gedumpt. Vooral de medische zaken. Hij liet de mannen die bij hem bleven, helpen om Talia op zijn paard te zetten, veilig in zijn armen.
De rit terug naar de oase duurde langer. Te lang. De tijd leek zich eindeloos uit te strekken, een eeuwigheid waarin hij steeds weer opnieuw het verschrikkelijke ogenblik doormaakte toen hij haar had moeten achterlaten.
Elke stap die hem verder van haar verwijderde, bracht hem dichter bij de waanzin. Hij had zich gedwongen zich te focussen op het bereiken van de oase. Dat was hun enige redding. Maar het beeld van haar, in dekens gerold tegen een duin, liet hem niet los. Elk uur was hij ongeruster geworden, want hij wist dat de dekens haar zouden verstikken zodra de zon de ijskoude woestijn in een gloeiende hel veranderde. Hij had gebeden dat de boodschap die hij in het zand had geschreven niet door de wind zou worden uitgewist. Hij had gebeden dat ze hem had gehoord toen hij haar had gesmeekt om spoedig, heel spoedig, wakker te worden, die boodschap te lezen, en van een deken en de tentstok die hij had bewaard een scherm tegen de zon te maken.
De boodschap was echter uitgewist. Ze had zich uit de dekens gerold maar geen beschutting gezocht tegen de brandende zon. Na meer dan vijf dagen van bijna ondraaglijke inspanningen was het een wonder geweest dat ze het zo lang had volgehouden. Hij had het alleen volgehouden omdat hij haar moest redden.
79
Hij trok haar dichter tegen zich aan, rillend bij de gedachte dat ze alleen wakker was geworden.
De situatie was ontstaan doordat hij zich had verrekend. Het terrein was onherkenbaar veranderd sinds hij hier de laatste keer was geweest. Uit angst voor het levensgevaarlijke drijfzand had hij een veel grotere omweg gemaakt. Hij had hun voorraden te laat gedumpt, toen het al niet meer hielp om sneller vooruit te komen en ze onherstelbaar uitgeput waren geraakt.
Aan het eind van zijn Latijn had hij de rand van de oase bereikt. Van de gezichten van de toegesnelde mannen had hij kunnen aflezen hoe vreselijk hij eruit moest zien. Hun ontzetting was nog groter geworden toen ze hadden gemerkt dat hij bloedde. In zijn dolle sprint waren Talia’s keurige hechtingen losgeraakt.
Hij had zich door de bewoners van de oase laten verbinden en had koele, luchtige kleding aangetrokken. Hij had alleen de tijd genomen om energiegevende dranken achterover te slaan omdat hij wist dat hij anders niets voor Talia kon doen. Toch was hij enkele minuten later al op hun taaiste paard gesprongen en als een dolleman de oase uit gereden, terwijl hun beste ruiters hem met moeite bijhielden.
Het had nog eens uren geduurd voor hij weer bij haar was.
Hij kreunde. Zelfs toen ze de dood in de ogen keek, was Talia nog beheerst en grappig geweest. Hij grinnikte toen hij eraan dacht wat ze had gezegd. Tot hij zich haar laatste woorden herinnerde voor ze in zijn armen in slaap was gevallen.
Jij bent het mooiste wat me ooit is overkomen…
Hij huiverde, haar dichter tegen zich aan drukkend.
Zij had die woorden tegen haar redder gezegd. Hij had ze herhaald, bedoeld voor haar.
Na nog een uur waar geen eind aan leek te komen, liet hij zijn paard stilhouden voor het huisje dat voor hen was klaargemaakt.
Hij liet de anderen Talia alleen steunen tot hij was afgestegen. Toen nam hij haar weer in zijn armen, drukte haar tegen zich aan alsof hij bang was dat ze in rook op zou gaan.
Eenmaal in het huisje registreerde hij alleen het dak boven hun hoofd en de deur die hen van de rest van de oase scheidde. Hij haalde de bijna 80
bewusteloze Talia over om te drinken, water en een speciaal voedzaam drankje van de oasebewoners vol vitaminen en mineralen tegen extreme uitdroging en zonnesteek.
Sussende woordjes fluisterend trok hij behoedzaam haar kleren uit, sponsde haar af met koud water, wuifde met een waaier tot ze droog was, en sponsde haar toen weer af om haar gloeiende lichaam af te koelen. Toen hij eindelijk oordeelde dat haar temperatuur weer normaal was, trok hij haar het schone felgekleurde nachthemd aan dat de vrouwen hadden klaargelegd.
Hoewel ze af en toe bij bewustzijn kwam, liet ze zich zonder protest door hem verzorgen.
Ten slotte legde hij haar neer op de zachte lakens van kettan op een laag bed. Toen hij weg wilde gaan, liet ze een klaaglijk geluidje horen.
Ze kon het niet verdragen van hem gescheiden te zijn. En hij niet van haar.
Hij ging naast haar liggen en wiegde haar in zijn armen. Ze leek zich met elke ademtocht dichter tegen hem aan te nestelen. Uiteindelijk had hij het gevoel dat ze tot in het diepst van zijn ziel was doorgedrongen.
Weer besefte hij hoeveel lege plekken hij in zich had, holtes die zij had onthuld. Lege plekken die alleen zij kon opvullen.
Hij bleef roerloos liggen, genietend van haar lichaam tegen het zijne, haar onverstaanbare gemurmel.