Reading Online Novel

Inside Out(91)



Toen de flessen leeg waren, begon ik de isolatie van de muur te trekken. De onderste lagen waren bros en makkelijk af te breken met mijn nieuwe schroevendraaier. Logan had gezegd dat de Poort op drie of vier meter vanaf de hoek zou zitten. Ik was van plan om minstens vijf meter schuim weg te halen.

Terwijl ik bezig was, koelde de lucht om me heen af. Mijn adem vormde wolkjes, maar de kou voelde prettig aan op mijn zweterige huid. Het schuim lag al gauw in grote hopen op de vloer, en ik verheugde me over mijn resultaat.

Stukjes schuim bleven vastplakken aan mijn leerlingenuniform en in mijn haar. Toen ik ruim vier meter had blootgelegd, stopte ik. Hijgend in de ijzige lucht greep ik mijn zaklamp. De lichtstraal ving kleine vlokjes zwevend schuim. Vol spanning liet ik mijn lamp over het blootgelegde oppervlak dwalen.

De muur zag er net zo uit als de binnenwanden – metalen panelen die waren vastgenageld aan steunbalken. Geen deur, voor zover ik kon zien. Ik besloot te zoeken naar een bijna onzichtbaar luik. Ook niets.

Ik haalde diep adem. Nog een keer speurde ik de muur af, maar deze keer begon ik in de hoek en werkte ik elk stuk systematisch af.

Niets.

Mijn optimisme begon weg te ebben, maar dat negeerde ik. We hadden coördinaten, codes en afbeeldingen. Het moest hier gewoon zijn. Ik rukte nog een meter isolatie van de muur.

Niets.

We hadden oppers die hun leven wilden riskeren en we wisten welke gekleurde knoppen we moesten gebruiken om weer terug te gaan naar Binnen. Nog een meter schuim eindigde op de vloer. Ik stikte bijna in het stof, maar ik trok er nog een halve meter af, ervan overtuigd dat de Poort daar was. Dat moest gewoon. Anders had ik de grootste fout van mijn hele leven gemaakt: iets geloven voor ik het met eigen ogen had gezien.

Nog een meter schuim landde op de hoop.

Niets.

Ik wist niet meer hoelang ik al bezig was, hoeveel meter muur ik had blootgelegd en hoe vaak ik de muur had afgespeurd. Mijn lichaam was in een machine veranderd die maar één taak had: de Poort vinden.

Uiteindelijk was de brandstof op en stopte de machine ermee. Ze was niet in staat haar taak te volbrengen. Er was niets te vinden.





Hoofdstuk 20





Ik kon me niet meer herinneren dat ik was weggegaan uit de Tussenruimte. Ook wist ik niets meer van mijn tocht naar Rileys opslagruimte. Mijn lichaam voelde alsof het geen massa meer had, alsof het was verpulverd, niet meer dan een wolk stof die zou worden opgezogen door een schoonmaaktrol.

Ik tastte onder de bank en haalde Zippy tevoorschijn uit zijn schuilplaats. Er zaten plukken stof aan zijn borstels. Ik tilde de trol op en nam hem in mijn armen. De jacht op de Poort was als een wervelstorm geweest, een stroomversnelling van risico’s en gevaar, en ik had me er in mijn opwinding door laten meeslepen. Ik had mezelf in iets laten geloven dat niet bestond. De Poort.

Arme Cog. Ik had al besloten tegen hem te liegen en te zeggen dat we de Poort hadden gevonden. Dat zou hem nog een moment van vreugde bezorgen voordat Vinco een laatste keer met hem ging spelen en de Opper Cops hem recycleden.

Ik weerstond de neiging om me te verstoppen in de buizen. In plaats daarvan ging ik op de bank zitten en bedacht met een wrang lachje dat het tijd werd om een nieuwe metalen laag om mijn hart te leggen. De eerste was niet sterk genoeg geweest en was al snel gebarsten.



‘Wat is er gebeurd?’ Riley stond over me heen gebogen.

Verward staarde ik hem aan.

‘Je zou je uren geleden al melden in de ziekenboeg en ons vertellen wat er in die bestanden stond.’

De bestanden. Ik schoot bijna in de lach. We waren voor de gek gehouden. Domotor was vast een spion van de Opper Cops.

‘Riley, vergeet die bestanden nou maar. De Poort bestaat niet. Het is allemaal één grote leugen. De Opper Cops hebben die bestanden in het netwerk gezet en Gebroken Man op ons af gestuurd, om te zien wie erin zouden trappen. We kunnen elk moment gearresteerd worden.’

Hij helde naar achteren op zijn hielen alsof hij een klap in zijn gezicht had gekregen. ‘Wacht even. Je had niet gezegd dat je naar de Poort zou gaan.’

‘Logan liet me een afbeelding zien van Buiten, en ik was zo… opgewonden.’ Of liever gezegd stom, naïef en achterlijk.

‘Echt? Hoe zag Buiten eruit?’ Zelfs nu hij wist dat de Poort niet bestond kon Riley zijn enthousiasme niet onderdrukken.

‘Buiten bestaat niet, weet je nog? Het was alleen maar een afbeelding.’

Hij kwam naast me zitten op de bank. Als hij zich afvroeg waarom ik Zippy op schoot had, liet hij dat niet merken. ‘Weet je het zeker, van de Poort? Was je op de juiste plek?’

‘Ik heb minstens zes meter isolatieschuim van de westelijke muur gehaald, bij Kwadraat G1. Van de vloer tot aan het volgende niveau.’

‘Die bestanden zijn oud. Misschien kloppen de coördinaten niet.’