Inside Out(69)
‘Dat heb ik haar maar even niet gevraagd.’
Ik zag bezorgdheid en angst in zijn ogen, maar geen verbazing. Hij was van rechts komen aanrollen, besefte ik. ‘Waar was je mee bezig?’ vroeg ik hem.
Even zag ik schuldgevoel in zijn blik, voor hij het verhulde. ‘Met schoonmaken.’
‘Je hebt toch niet geprobeerd die bestanden te openen?’
Hij sloeg zijn blik neer. Dat was mijn antwoord. ‘Domotor, ik had gezegd dat je moest wachten.’
‘Ik ben voorzichtig geweest. Er moet een andere reden zijn waarom Karla nu achter je aan zit,’ verdedigde hij zich.
‘Ik denk niet dat ze drie Opper Cops had meegenomen als ze alleen maar wilde weten of ik mijn straf wel naar behoren uitvoerde.’
‘Had je straf gekregen?’ Zijn toon was verwijtend.
‘Omdat ik mijn dienst niet had afgemaakt. En dat valt dus nog reuze mee, als je bedenkt wat voor activiteiten ik allemaal voor jou heb ontplooid.’
Goed, hier schoten we ook niet veel mee op. Ik haalde diep adem en zei: ‘Als ze weet waar je bent, zal ze proberen de deur openmaken met de snijbrander. Dan ben je nu tenminste gewaarschuwd. Als ze je eenmaal hebben, probeer het dan zo lang mogelijk vol te houden voordat je namen gaat noemen. Noem eerst Cog en Roddie en dan mij.’
‘Wie is Roddie?’ vroeg Domotor.
‘De man de werd gedood toen jij net was verdwenen. Hopelijk neemt ze genoegen met die namen.’
‘En wat ga jij doen?’
‘Mijn vrienden waarschuwen.’
Het was een goed plan. Logan waarschuwen en dan op zoek gaan naar Riley. Alleen begon het gevoel terug te keren in mijn benen. Het was fijn dat ik ze weer kon gebruiken en dus van de verwarmingsbuizen kon overstappen op de ventilatieschachten. Maar de snijdende pijn in mijn heup was wel een flink probleem.
Eenmaal op niveau twee aangekomen besefte ik dat ik Logan niet zou bereiken. Duizelig en verzwakt bleef ik liggen in de schacht. Had ik maar zo’n communicator zoals de Opper Cops gebruikten. Plotseling herinnerde ik me iets, en ik checkte mijn gereedschapsriem.
Ja! Ik had nog steeds de twee microfoons die Jacy me had gegeven. Ik nam er een in mijn hand en zette hem aan. Ik had het ding eigenlijk in schacht tweeënzeventig moeten plaatsen, maar daar had ik de kans niet voor gehad. Tja, ik kon natuurlijk maar één overtreding tegelijk begaan, bedacht ik met een grimmig lachje.
Ik wist niet of Jacy en zijn maten de microfoons afluisterden, maar ik kon het in elk geval proberen.
Met het apparaatje vlak bij mijn mond fluisterde ik: ‘Jacy, ik moest het toch zeggen als ik iets nodig had? Nou, ik heb je hulp nodig.’ Ik zweeg even en dacht na. Als ik Logans naam noemde, bracht ik hem misschien nog meer in gevaar. Domotor wist tenslotte alleen maar hoe Logan eruitzag. Een hevige duizeling deed me beseffen dat ik snel bewusteloos zou raken. Dus toch eerst maar even Jacy inlichten.
Ik vroeg Jacy om Logan te waarschuwen. ‘En je moet alle snijbranders, beitels en koevoeten in de onderste niveaus verzamelen en verstoppen. De Opper Cops gaan de schachten openen, en hoe langer ze erover doen, hoe beter. Alles wat je kunt doen om het de Opper Cops moeilijk te maken wordt zeer gewaardeerd.’ Ik zette de microfoon uit en stopte hem weer in mijn riem.
Toen de ergste duizeligheid was weggetrokken, besloot ik te proberen naar niveau vier te klimmen om Riley te waarschuwen. Als hij niet in onze kamer was, zou ik een boodschap voor hem achterlaten. En dan?
Om mijn aandacht af te leiden van de pijn in mijn heup en de moeizame tocht omhoog, plande ik onderweg mijn volgende actie. Ik kon me wel verstoppen voor de Opper Cops, maar uiteindelijk zou Domotor hun vertellen over de Poort. Ik moest ze dus voor zijn en de Poort openen. En dan? Geen idee.
Ik kwam steeds langzamer vooruit, en ik hapte naar adem. Al mijn energie had ik nodig om mijn lichaam te verplaatsen. Het enige waarvan ik me nog bewust was, was het afzetten met mijn voeten, het trekken met mijn armen. Zwarte en witte vlekken dansten voor mijn ogen, en ik beet op mijn lip om niet flauw te vallen.
Eén enkel doel hield me nog gaande, en het laatste wat ik me herinnerde was het gevoel dat ik in een eindeloze diepte viel.
Een pijnlijke steek in mijn arm. Ik probeerde hem weg te trekken, maar hij zat vast. Mijn hele lichaam deed pijn, en iemand bleef maar met een hamer op mijn achterhoofd rammen. Ik zocht het duister weer op, al die narigheid achter me latend.
Geprik en getrek bij mijn heup eist mijn aandacht op. Ik opende mijn ogen, maar sloot ze weer tegen het felle daglicht. Er stonden twee mensen over me heen gebogen.
‘Ze komt bij. Snel, meer thiopental!’
Weer zo’n pijnlijke prik in mijn arm, en een laaiend vuur raasde door mijn aderen. Ik was blij dat de duisternis me weer verzwolg.
Wazige gedachten in een dikke mist. Mijn heup voelde pijnlijk, maar het brandde alleen als ik me bewoog, wat niet zo makkelijk ging. Mijn rechterarm zat vast. Ik kneep mijn ogen toe, klaar om het felle daglicht te weerstaan. Met een zucht van opluchting besefte ik dat er nu alleen zacht blauw licht scheen.