Inside Out(68)
Zijn maten moesten nu toch elk moment komen, maar ook om de hoek was er nu allerlei commotie.
Ik benutte zijn korte aarzeling, rolde me op mijn buik en trok mijn lichaam snel bij hem vandaan – dat was het voordeel van sterke armspieren. Slechts twee meter verderop lonkte een verwarmingsbuis.
‘O, nee. Vergeet het maar,’ zei de Opper Cop.
Opeens was ik te zwaar om mezelf verder te slepen. Hij had mijn enkels vastgepakt.
‘Moet je je baas niet helpen?’ daagde ik hem uit. ‘Het klinkt alsof ze in de problemen zit.’ Ik verplaatste mijn gewicht naar mijn linkerelleboog, draaide me op mijn zij en maakte zo mijn rechterarm vrij.
Zijn bewegingen stokten even. Dwars door het gegil van de angstige sloven heen bulderde Karla dat ze opzij moesten gaan. Het gesis en geknal van een stungun zorgden voor nog meer lawaai.
‘Die paar sloven kan ze in haar eentje wel aan. Maak jij je maar zorgen om jezelf.’ Met zijn rechterhand reikte hij naar zijn handboeien. ‘Je staat onder arrest wegens –’
Ik stak mijn buigtang met de scherpe punten in zijn linkeronderarm. Met een schreeuw liet hij me los. Het lukte me om een meter verder te schuiven voor hij zich weer boven op me stortte. Ik probeerde weg te rollen, maar hij klemde zijn arm om mijn middel en drukte me tegen de vloer. Hij grijnsde vals toen ik naar mijn gereedschapsriem tastte, op zoek naar een ander wapen.
‘Jij hebt geen wapens meer. Maar ik wel.’ Hij trok een mes.
Het rumoer uit de andere gang kwam nu de hoek om. De hoofdcommandant werd meegesleurd door een menigte op hol geslagen sloven. Het zou grappig zijn geweest als ik niet door een gewapende Opper Cop in de houdgreep was genomen.
Nu hij even afgeleid was, pakte ik snel de kam uit mijn riem. Ik stak de tanden in zijn ogen, op het moment dat de meute ons bereikte. Hij liet me los, en ik verloor hem uit het oog toen de menigte over ons heen walste. De kam viel uit mijn hand, maar ik slaagde er wel in steeds dichter naar de verwarmingsbuis toe te kruipen. Ik haalde het rooster weg, wurmde me naar binnen en zette het rooster weer terug.
Daarna trok ik mijn pijnlijke lichaam door de schemerige buis tot mijn armen trilden van vermoeidheid. Ik liet mijn hoofd rusten en luisterde naar het wegstervende kabaal op de gang en de kwade stem van Karla die tegen de metalen wanden kaatste.
Niet al haar woorden waren verstaanbaar, maar twee waren er overduidelijk. Gewond en bloed. Het volgende moment hoorde ik het snerpende geluid van een snijbrander. Ik draaide mijn hoofd om. In het vage licht zag ik een smal, donker spoor. Ik had geen pijn, maar mijn onderlichaam was nog steeds verlamd. Ik liet mijn hand over mijn huid glijden en stopte abrupt toen ik iets vochtigs tegenkwam.
Het mes van de Opper Cop had een snijwond gemaakt bij mijn heup. Ik wist niet hoe diep de snee was, maar ik moest het bloeden zo snel mogelijk stelpen. Het gesnerp van de snijbrander stopte, en een stukje verderop scheen nu een helder licht in de buis.
Vlak bij me hoorde ik iemand in de schacht glijden. Ik kroop snel verder, maar liet nog steeds een bloedspoor na. Toen ik bij een kruising kwam, scheurde ik een stuk van mijn overall en maakte daarvan een verband voor mijn heup. In een mum van tijd was het doorweekt met bloed. Daar schrok ik wel even van.
Omdat ik verder niet veel kon doen, begon ik mezelf weer voort te slepen. Als hoofdcommandant Karla van mij afwist, dacht ik ondertussen, wist ze ook van de anderen. Hoe zou ze het te weten zijn gekomen? Voordat ik daarover na ging denken, moest ik echter eerst mijn achtervolgers zien af te schudden.
Ik keek over mijn schouder. Gelukkig, geen bloedspoor meer. Nu moest ik zien uit te vinden waar ik was.
Het licht in de buis was overgegaan van vaag grijs naar blauw. Door de roosters zag ik britsen. Ik was bij de slovenbarakken. Zo geruisloos mogelijk verwijderde ik een rooster en glipte uit de buis. Ik plaatste het rooster terug en keek om me heen. Het was uur zesenzeventig en in de meeste britsen lagen sloven te slapen.
Mijn benen bleven verlamd, en gezien de hoeveelheid bloed die uit de snijwond stroomde, was dat maar goed ook. Ik kroop door de barak naar een andere verwarmingsbuis, aan de overkant. Die zou me naar de schuilplaats van Domotor leiden. Eenmaal in de buis rustte ik even uit. Mijn armspieren brandden van de inspanning.
De tocht naar Domotors kamer leek eindeloos te duren. Tegen de tijd dat ik er was, had ik geen energie meer om het rooster weg te halen.
‘Domotor,’ riep ik. Geen antwoord. Ik riep nog wat luider.
‘Trella? Waar ben je?’ vroeg hij.
‘In de verwarmingsbuis.’
Hij rolde mijn blikveld binnen. ‘Wat is er aan de hand?’ Hij boog zich voorover en rukte het rooster weg.
Uitgeput bleef ik in de buis liggen. ‘Hoofdcommandant Karla probeerde me te arresteren. Ze weet het.’
‘Hoeveel weet ze?’