Inside Out(73)
‘Karla vroeg me wat je wist, waar je zou kunnen zijn en met wie je samenwerkte. Ik kon haar niets vertellen. Toen zei ze dat ze je een deal wilde aanbieden.’ Hij zweeg.
‘Wat voor deal?’
‘Ik vertel het je alleen als je belooft dat je er niet mee akkoord gaat.’
Ik snapte het al. Karla zou me aanbieden Cogs leven te sparen als ik mezelf aangaf. ‘Ik beloof niets, Cog.’
‘Dat moet. Anders is alles wat ik hier heb ondergaan, voor niets geweest.’
‘Nee. Dat is niet waar. Je hebt ons tijd gegeven, en vrijheid. We hebben de Poort gevonden.’
Hij gleed van de brits op zijn knieën, en pure vreugde vlamde op in zijn ogen. ‘Heb je hem geopend?’ fluisterde hij eerbiedig.
‘Nog niet. Ik heb het een beetje druk gehad.’
‘Des te meer reden om Karla’s aanbod af te wijzen. Jíj moet de Poort openen.’
‘Ik kan toch allebei doen?’
‘Nee, dat kan niet.’
‘Jawel. Zo kan ik tijd rekken.’ Maar hoeveel tijd zou het opleveren? Ik moest eerst genezen zijn, voordat ik naar de Tussenruimte kon gaan om de Poort te zoeken. ‘Is het tijdstip nog hetzelfde, voor je…’ Ik kreeg het woord niet over mijn lippen.
‘Nee. Mijn afspraak met de Hakmolen is uitgesteld, tot nader order. Als ze me recyclen, heeft de hoofdcommandant geen lokaas meer voor haar val.’ Nu klonk er vermoeidheid en berusting door in zijn stem. ‘Hoe ga je tijd rekken?’
‘Maak je daar maar geen zorgen over. Je moet het alleen nog even zien vol te houden.’
Hij snoof verontwaardigd. ‘Makkelijk gezegd.’
Ik dacht snel na. Ik zou via een derde partij moeten communiceren met hoofdcommandant Karla, en dat zou tijd kosten. ‘Ik kan een paar onredelijke eisen stellen, en tegen de tijd dat we echt gaan onderhandelen is de Poort al open. En dan…’ Verder durfde ik nog niet te denken.
‘Dan verandert alles,’ zei Cog.
Hoofdstuk 17
De tocht terug naar de opslagruimte ging in een veel trager tempo. Nu ik niet meer werd voortgedreven door het verlangen om Cog te spreken, had ik de neiging om vaak even te stoppen en mijn wang tegen het koele metaal van de buis te laten rusten. De warme lucht die om me heen stroomde, hielp ook niet echt. Een paar keer viel ik even in slaap.
Mijn gevoel van voldoening toen ik eindelijk de opslagruimte bereikte, vervloog meteen. Riley zat op de bank. Of zitten, zo kon je het eigenlijk niet noemen. Elke spier stond zo strak gespannen dat het leek of hij op zijn plek vast zat gelast. Zijn woedende gezicht paste goed bij zijn houding.
Ik had al mijn concentratie nodig om mijn lichaam uit de buis te slepen en beëindigde mijn avontuur als een pijnlijk, uitgeput hoopje op de vloer. Terwijl ik me afvroeg waar ik de energie vandaan moest halen om de onvermijdelijke preek en het vragenvuur van Riley te ondergaan, legde ik mijn hoofd op de vloer.
Maar Riley nam me in zijn armen en droeg me naar de bank. ‘Dit is al de tweede keer vandaag dat ik je moet oprapen. Het enige verschil is dat je deze keer tenminste bij bewustzijn bent.’ Hij knielde en legde me voorzichtig neer. Van zijn woede was geen spoor meer te bekennen. ‘Maar goed dat je zo licht bent.’ Hij klopte de kussens op om het me nog wat gemakkelijker te maken.
Ik sliep al half toen hij zei: ‘Eens kijken hoeveel schade je hebt aangericht.’ Hij trok mijn uniform opzij om mijn wond te kunnen bekijken. ‘Een kussentje?’ Hoofdschuddend verwijderde hij de tape.
De onderkant van het kussentje was doorweekt met bloed. Ik sloot mijn ogen toen een golf van misselijkheid me overviel. Hij voelde aan de wond, en ik siste van de pijn.
‘Ongelooflijk. Je hebt niet eens een hechting losgetrokken, maar ik moet het wel opnieuw verbinden.’
Ik keek hem even aan. Zijn toon was zakelijk en zijn handelingen waren zelfverzekerd en efficiënt, alsof hij nooit iets anders deed dan verbanden verwisselen.
‘Dit gaat wel even pijn doen,’ zei hij met enig leedvermaak.
‘Niet echt geruststellend voor de patiënt,’ merkte ik op.
‘Luister jij nou maar gewoon naar je dokter voortaan. En nu stil blijven liggen.’
Ik beet op mijn lip terwijl hij het oude verband weghaalde en verving. Daarna dekte hij me toe met een deken. Hij rommelde even wat op zijn bureau en kwam terug met een stuk gereedschap dat eruitzag als een kabeltang, maar dan kleiner.
‘Polsband.’
Ik stak mijn arm uit. ‘Heb je misschien wat schapenvet?’ vroeg ik, terwijl hij de tang om de polsband schoof.
‘Nee. En dit gaat zéker pijn doen.’ Grommend zette hij kracht, waarop de metalen polsband het begaf.
Hij schoot los met een droge knap en nam een stuk huid mee, precies zoals Emek al had voorspeld. Riley haalde de kapotte polsband van mijn arm en verbond de bloedende wond. Toen schonk hij een glas water voor me in. Ik herinnerde me de instructies van de dokter en dronk er langzaam van.