Inferno(30)
Terwijl hij nog bezig was de bocht te voltooien werd hij bijna uit zijn stoel gerukt door iets zwaars. Het voorwerp gleed langs Benito en wikkelde zich om mij heen. Ik worstelde om me ervan te bevrijden en het vocht terug. We hadden een passagier opgepikt.
De lifter liet me los en klauterde naar voren, terwijl hij schreeuwde: 'Laat mij sturen! Ik heb ervaring met zweefvliegtuigen!'
Benito verzette zich niet. 'Ga je gang,' zei hij.
Het vliegtuig draaide op een manier die mijn maag in mijn luchtpijp deed schieten. We hadden hoogte verloren. Over de schouder van de vreemdeling zag ik de zijkant van een rotswand, een drassig stuk moeras, een gloeiende rode lijn. Het vliegtuig ging in vrille en toen waren we voorbij de zone van de winden en vielen we terug naar de binnenste cirkels van Infernoland.
Hij haalde ons uit de tolvlucht. Hij ging niet wat je noemt subtiel te werk: een einde maken aan het draaien met behulp van de roltoeren, de stuurknuppel helemaal naar achteren trekken en je tanden op elkaar klemmen, dat was zo ongeveer zijn methode. Na een tijdje vlogen we weer horizontaal, in de richting van het moeras. De vreemdeling keek achterom en ik zag een mager, opgewekt gezicht onder kort haar dat wapperde in de wind. 'Waar naar toe?' vroeg hij. 'Naar boven en naar buiten toe. Over de muur heen.' 'Mijn idee; maar er is een klein probleem.' Hij gebaarde naar de rotswand. We bevonden ons een stuk onder het niveau waar de winden heersten.
Ik zei: 'Daar beneden zijn gloeiendhete muren die goeie termiek leveren. We spiralen er in rond tot we hoog genoeg zijn, gaan dan weer terug naar de winden -'
'Deze jongen niet.'
'We zullen wel moeten! Die winden kunnen ons een heel eind omhoog stuwen. Voor jij de boel in de war stuurde waren we hoog genoeg om over de muur heen te vliegen.'
'Naar beneden is de juiste weg,' zei Benito.
'Niet op de manier waarop jij het bedoelt!' zei ik. Benito haalde zijn schouders op.
'Het is de enige weg die we op het moment kunnen gaan.'
'Ja, daar is geen twijfel over mogelijk.' We vlogen weer boven het moeras, gedragen door de opstijgende lucht die net sterk genoeg was om ons op één hoogte te houden. Maar als we geen thermiek vonden zouden we vroeg of laat gedwongen zijn een noodlanding te maken in het moeras.
De moeilijkheid was dat we zochten naar iets dat onzichtbaar was. Je kan een kolom opstijgende lucht niet zien, je kan alleen het effect zien die hij op zijn omgeving heeft. Ik speurde naar turbulentie, opstijgend stof, wervelende bladeren, alles dat zou kunnen duiden op thermiek. Recht voor ons uit zag ik de kersrode gloed van de muren van Dis. Het leek een beetje op de eerste aanblik van een stadje in het midden van de Nevadawoestijn, en een ogenblik lang flitsten er door mijn hoofd beelden van koffie en broodjes kaas en gokapparaten en meisjes... We waren nu boven een plaats in het moeras waar een heleboel mensen in de modder krioelden. Een gedaante verhief zich uit de duisternis en schudde met een vuist naar ons. Hij had een Afro-kapsel als een overmaatse ragebol. Hij verloor zijn belangstelling voor ons toen een andere gedaante in een wijdvallend wit nachtgewaad en een hoge puntmuts op zich uit de modder verhief en tegen hem begon te schreeuwen. Toen ik achterom keek waren ze met elkaar aan het vechten.
'Doe het kalmpjes aan', zei ik tegen onze piloot. 'Ik dacht dat ik de linkervleugel een heel eind door zag buigen toen je ons uit die tolvlucht haalde.'
'Ja, ik zag het ook. Welk materiaal heb je voor deze kist gebruikt?'
Ik vertelde het hem, en hij kreeg een bedenkelijke trek op zijn gezicht. Ik vroeg: 'Met wat voor soort zweefvliegtuigen heb je ervaring?'
'Hypersonische.'
'Wat?' zei Benito.
'Hè?' zei ik.
De vreemdeling grinnikte. 'Jerome Leigh Corbett, space-shuttlepiloot, om u te dienen. Ik had er al een dozijn vluchten op zitten, en toen... hebben jullie ook wel eens van die dagen waarop alles misloopt?'
'Veel te veel,' zei ik. Benito lachte en knikte. Zo te zien hadden we genoeg hoogte om de gloeiende muren te bereiken. Ze waren zo dichtbij dat we, ondanks de troebele lucht en de verblindende gloed, details konden onderscheiden. Corbett scheen te weten wat hij deed. Het donkere slijk onder ons rimpelde. Een hand doorbrak het oppervlak en maakte een obsceen gebaar. De ragfijne spinnewebben en het druipende mos dat in baarden van de boomtakken hing bewogen niet. Er was geen zuchtje wind, niets; alleen de rimpels in de modder.
'Ik had zo'n dag,' zei Corbett. 'Om te beginnen hadden we een oponthoud van zesentwintig uur omdat een van de druktanks moesten worden vervangen. Irritant, maar niets om je zenuwachtig over te maken. Toen liet een van de drie hoofdmotoren het afweten op weg omhoog, en nadat we onze omloopbaan hadden ingenomen bleef een van de klampen van de brandstoftank steken. Geen beweging meer in te krijgen. Weten jullie hoe een spaceshuttle eruit ziet?' Ik zei van wel. Benito antwoordde ontkennend. 'Wel, de brandstoftank is een enorm groot, log ding dat wordt afgestoten zodra hij leeg is, zodat hij verbrandt in de dampkring. Met dat ding op je bult teruggaan naar beneden staat gelijk aan zelfmoord, dus we moesten het op de een of andere manier zien kwijt te raken.'