Inferno(23)
'Waar zou hij anders bloed vandaan moeten halen?' De klerk wendde zich tot Benito. 'Wie is die man eigenlijk?'
'Ik heb hem onder mijn hoede. Getuige. Heeft niets met jouw zaak van doen, maak je er geen zorgen over.' Hij gaf het formulier terug. 'Zo te zien is het in orde.'
'Dank u.' De opluchting straalde van het gezicht van de klerk.
'Een antwoord was heel moeilijk te lezen. Wees de volgende keer wat zorgvuldiger.'
'Ja, meneer. Natuurlijk, meneer. Bent u hiermee klaar?' Benito knikte. De klerk nam het formulier - nummer zeven van de negen kopieën - en wierp het in een prullenmand die in de hoek stond. Het vatte onmiddellijk vlam. Ik staarde ernaar. Iemand had zijn eigen bloed gebruikt om dat in te vullen! Ik wierp een blik op de formulieren die de klerk ons gegeven had.
Ja hoor, daar stond, bovenaan kopie nummer zeven: 'VERNIETIGEN.' Kopie acht ging naar 'AANVRAGER' en op kopie negen stond: 'OPNEMEN IN DE STATISTIEKEN.' 'Wat zijn de beschuldigingen die tegen mevrouw Playfair uitgebracht gaan worden?' vroeg de klerk op samenzweerderige toon.
Benito fronste zijn wenkbrauwen. 'Ik heb begrepen dat er tekorten zijn ontstaan in de afdeling uniformen en voorraden-'
'Maar daar hebben wij helemaal niets mee te maken!'
'Precies,' zei Benito op veelbetekenende toon. Begrip daagde op het gezicht van de klerk. Hij knikte. 'Dat gaan we nu controleren,' zei Benito. 'Ga zo door, meneer, eh -'
'MacMurdo, Vincent MacMurdo. Zult u aan mij denken als -'
'Daar kunt u van op aan.' Benito hield de binnenste deur voor mij open. Ik stapte erdoor, trachtend me niet te haasten.
10
Benito volgde me en deed de deur achter zich dicht. Met buikpijn van het ingehouden lachen liet ik me tegen de muur zakken.
Razendsnel sprong ik weer weg. De muur was gloeiend heet. Ik rook de geur van verschroeide stof. Nog een seconde en ik zou een paar lelijke brandwonden opgelopen hebben. We bevonden ons in een gang die zich in beide richtingen tot in het oneindige uitstrekte. Hij was ongeveer drie meter breed en even hoog, en er zaten deuren in op regelmatige afstanden van elkaar. Mensen haastten zich in beide richtingen, zonder aandacht aan ons te besteden. Het was verbijsterend hoeveel sóórten mensen er waren! Mannen en vrouwen in wijdvallende gewaden, in uniformen van de PTT, in tropenpakken, in de hoge stijve kragen die de Dickensiaanse klerk ook droeg, militaire uniformen, Chinese mandarijnenmantels, moderne lichtgewichtpakken zoals zakenlui die dragen, overalls met daarop insignes van planeten en sterren en zonnen - een kolkende mensenzee die langs ons spoelde alsof we niet bestonden. In ieder geval zouden onze rare kleren hier niet opvallen. De oude man die we buiten gezien hadden snelde op een drafje langs ons heen. Hij droeg een doos verse modder en prikte er onder het lopen met een stukje hout in. We keken toe hoe hij een deur inging en verdween. Achter ons lachte iemand. We draaiden ons om en zagen een man in een Romeinse toga staan. 'Spreekt u Engels?' vroeg ik. 'Jazeker.' Hij lachte nog steeds. 'Wie was dat?' vroeg ik.
De man hield op met lachen en keek ons doordringend aan. Hij had een soort houten plankje met was erop bij zich, en in de was waren letters gegrift. 'Bent u nieuw hier?' vroeg hij. 'Van een andere afdeling,' zei Benito snel. Hij liet zijn stem dalen. 'Speciale opdracht.'
De Romein deed een stap achteruit. 'Die opdracht heeft toch zeker niet te maken met Himuralibima? Hij is onze meest
hoogstaande en rechtschapen medewerker.' Benito keek hem veelbetekenend aan. Ik had nog steeds een nietszeggende uitdrukking op mijn gezicht. 'Hij was Hammurabi's secretaris. Heeft het boekstaven uitgevonden,' zei de Romein.
'Ah,' zei ik. Hammurabi? O, natuurlijk, hij is Hammurabi's secretaris. En ik ben Napoleon Bonaparte. 'Je zou denken dat ze hem na al die jaren wel wat rustiger aan konden laten doen.'
'Hij kan hèt niet rustiger aandoen,' protesteerde de Romein. 'Ze hebben hem zijn pensioen aangeboden, maar daarvoor moet hij de juiste formulieren invullen, en in zijn geval zijn die natuurlijk in spijkerschrift. En heeft u opgemerkt hoe heet het hier binnen is?'
Ik kon me niet langer inhouden. Ik gooide mijn hoofd achterover en brulde van het lachen tot ik er zowat in stikte, terwijl ik dacht aan die eerste bureaucraat die probeerde de formulieren voor zijn pensioen in te vullen vóór de modder hard was geworden van de hitte...
Plotseling flitste er iets door mijn gedachten: Himuralibima Baai? Zou die oude man ...?
Benito knikte alleen maar. 'Een passende straf. Ik neem aan dat u werk te doen heeft, meneer -?'
'Eh, natuurlijk,' zei de Romein. 'Neem me niet kwalijk.' Hij liep langs ons heen en beende fluks verder door de gang. Onze klerk kwam zijn kantoortje binnen. De Romein bleef staan en ze spraken fluisterend met elkaar. 'Allen, is het nodig dat je dergelijke nutteloze vragen stelt?' vroeg Benito.
'Ik ben schrijver. Natuurlijk moet ik vragen stellen.'