Reading Online Novel

Inferno(24)



'Doe het alsjeblieft niet. Niet hier. Voor het ogenblik zijn we veilig. Ze denken dat we -' Hij gebaarde met zijn ogen. Ik keek zo onopvallend mogelijk naar de plek die hij aanwees. De Romein had iemand anders staande gehouden en fluisterde hem nu wat in het oor. De ander, een jonge man in een legeruniform uit 1930, knikte. Ze gingen uiteen en de jonge man hield iemand anders staande. Beiden wierpen steelse blikken in onze richting. Ze hielden weer anderen staande...

'Er worden verhalen over ons verteld,' zei ik.

'Ja. Laten we hopen dat het de juiste zijn. Kom, dan gaan we op zoek naar het centrale magazijn.'

Waar we ook gingen werden we vooruitgegaan en gevolgd door gefluister, en iedereen vermeed ons zoveel mogelijk. Als we door een deur wilden, als het er zelfs maar naar uitzag dat we door een deur wilden, struikelden de mensen over hun eigen voeten in hun haast om de deur voor ons open te houden.

'Ze doen het bijna in hun broek voor je,' zei ik. 'Ze weten natuurlijk wie je bent.' Wat dat betreft wisten ze meer dan ik.

'Ik denk dat slechts weinigen me ooit gezien of van me gehoord hebben', antwoordde Benito.

'Maak dat de kat wijs. Je kent hier precies de weg.'

'Nee. Ik weet alleen precies hoe een bureaucratie in elkaar zit. Deze verschilt in geen enkel opzicht van elke andere.'

'Wasje vroeger dan een bureaucraat?'

Hij aarzelde. 'Zo zou je het kunnen zeggen.'

'Wat wasje eigenlijk pre -'

Een stem vol pijn en woede overstemde mijn woorden. We kwamen voorbij een open deur en ik hoorde een vrouwenstem schreeuwen: 'Maar dat formulier is zevenentwintig pagina's lang! En dat allemaal voor één onbenullig stuk gereedschap?'

Ik keek naar binnen, zag een haviksneus die me bekend voorkwam, draaide me om en liep haastig door. 'Voor je uit blijven kijken,' zei ik uit mijn mondhoek. Er klonk een andere stem. 'Dan had je maar beter op die zaag moeten letten. In de regels staat heel duidelijk...' Bij de volgende deur stond een lange rij naakte mensen: zwaarlijvige mannen met uitgezakte buiken, mooie meisjes, lelijke vrouwen, knappe kerels, een dwarsdoorsnede van het mensdom in al haar vormen en variëteiten. De rij stond voor een toonbank waar een dikke kerel kleding uitdeelde terwijl twee broodmagere vrouwen vragen stelden en formulieren invulden.

Wat was dit? Was dit het centrale magazijn van Inferno-land? Waren dit werknemers, of toeschouwers, of -ja, wat eigenlijk?

We sloten ons bij de rij aan. We waren de enigen die gekleed waren. Een spichtig mannetje in een middeleeuws kostuum kwam aanlopen, ging achter de toonbank en fluisterde iets tegen de magazijnbediende. Deze riep de twee oude tangen erbij, en er ontspon zich een gefluisterd gesprek tussen het viertal.

Ten slotte kwam een van de vrouwen achter de toonbank vandaan. Ze droeg een soort overall die ik niet thuis kon brengen, donkerblauw met vreemde insignes. 'Waarmee kunnen we u van dienst zijn?' vroeg ze. Ze probeerde vriendelijk te zijn, maar het was pijnlijk duidelijk dat ze nooit geleerd had hoe ze dat moest doen.

'Men heeft deze man de verkeerde kleding uitgereikt,' zei Benito. 'Hij draagt hetzelfde als ik. In onze sectie geven we een jongste bode niet hetzelfde uniform als een afdelingschef.'

Ze fronste haar voorhoofd. Benito zag er niet bepaald naar uit dat hij gekleed was als chef. Hij leek meer op iemand die ontsnapt was uit een inrichting voor gevaarlijke zwakzinnigen. Ik ook trouwens. Maar hij staarde haar alleen maar aan, en na een tijdje sloeg ze haar ogen neer. 'Wat zou hij dan moeten dragen?' vroeg ze.

'Een lendedoek. En er zijn in mijn sectie negen mensen die meer dienstjaren hebben dan hij en zich desondanks tevreden moeten stellen met een lendedoek. Die situatie is onverdraaglijk.'

'O.' Ze wist niet wat ze daar mee aan moest. Ze ging terug en fluisterde tegen de andere tang.

Intussen schoof de rij op. De magazijnbediende bestudeerde een formulier en toen de dikke man die voor hem stond. Hij ging het magazijn in en kwam terug met een felgekleurd kostuum met pofmouwen en een strakke broek. Een kind kon zien dat het veel te klein was.

'Ongoed,' protesteerde de dikke man. 'Dubbel plus ongoed. Te klein. Verkeerd tijdperk.'

'Pech gehad, maat. Iedereen heeft zo z'n moeilijkheden. Wie volgt!'

De twee oude tangen liepen naar hem toe en fluisterden. Hij keek ons aan. 'Eh, u daar, heren - kan ik u helpen?'



Drie hielpen er met het dragen van de gewaden, en een vierde kwam er achteraan met een stapel formulieren vol zegels en lintjes. Benito besteedde geen aandacht aan me; hij liep gewoon voor ons uit alsof hij als vanzelfsprekend aannam dat we hem zouden volgen, wat we dan ook deden. We sloegen een hoek om, en hij bleef staan. 'Vanaf hier kunnen we het wel alleen af. Geef die dingen maar aan Allen. U heeft uw eigen werk, en dit is eigenlijk zijn taak.' 'Zoals u wilt, meneer. Kunnen we verder nog iets voor u doen?' Deze vrouw droeg een politie-uniform dat er vaag bekend uitzag, hoewel de pet een vreemde vorm had. Ze sprak zonder lidwoorden, en als ze iets tegen haar ondergeschikten zei gebruikte ze een taal die ik niet kende. Ik had niet de moed haar te vragen wanneer ze gestorven was. 'Ik zei dat we het vanaf hier alleen afkonden,' antwoordde Benito. 'Buiten staan mensen te wachten die ons zullen helpen. U kunt gaan.'