Inferno(19)
De dingen die erin rondplasten waren mensen. Enkelen lagen half ondergedompeld in de borrelende modder. Ze kletsten aan een stuk door onzin. Anderen bevochten elkaar, ik kon niet zien waarom. Ze brachten het stinkende water in heftige beroering, waardoor slijmerige dingen boven kwamen drijven. Alles was gehuld in een dichte mist, en ik kon maar een paar meter voor me uit zien. 'Deze kant op.' Benito waadde de blubber in. Hij scheen te weten waar hij moest lopen, want het water kwam niet verder dan tot zijn enkels. De smurrie sopte in mijn sandalen, plakkerig en bijzonder onplezierig. Hier en daar verhief vaste grond zich een paar centimeter boven de bagger. We zochten ons behoedzaam een weg tussen bosjes en laaghangende boomtakken door. Ik betastte het hout en gebruikte mijn zaag om een tak van een van de bomen af te zagen. Het hout leek sterk genoeg en heel veerkrachtig. Ik hakte een stuk liaan af en het bleek te sterk om met blote handen te breken.
Het idee om een zweefvliegtuig te bouwen begon steeds reëlere vormen aan te nemen!
Naarmate we dieper in het moeras doordrongen zagen we minder mensen, maar ik kon vervloekingen horen in alle mogelijke talen, mensen die tegen elkaar schreeuwden, en het geluid van klappen. Soms probeerde een met drab besmeurde gedaante zich omhoog te werken naar de grond waarop wij liepen, maar dan grepen anderen hem beet en sleurden hem terug in het slijk. Ik huiverde. Waarom deden ze dat toch?
'De Toornigen en Weerspannigen,' zei Benito, als in antwoord op mijn vraag. 'De ergste zondaars in de bovenste Hel.' Hij wilde nog iets anders zeggen, maar zijn voet stootte tegen iets op het pad en hij viel bijna.
Het was een man, onder de drek, die als een foetus lag opgerold. Zijn ogen waren open en hij staarde woedend naar ons, of liever gezegd, hij staarde woedend naar het heelal in het algemeen. 'Hallo,'zei ik.
'Kom met ons mee,' voegde Benito eraan toe. 'Er is een weg.' Hij klonk niet erg hoopvol, en natuurlijk gaf de man geen antwoord. 'Onthoud dat er een weg is. Je moet naar beneden, alles accepteren -'
'Kom mee, hij is catatonisch.' Het zat me niet lekker dat Benito een preek afstak tegen die menselijke egel. Had ik dan toch gelijk gehad met mijn theorie over dat krankzinnigengesticht? Psychodrama in het groot?
Maar waarom was ik dan hier? En Jan Petri, en Pete en Barbara? Het leek alsof de Bouwers iedereen die ooit op aarde was geweest hadden doen herleven! Waarna ze zich gezet hadden aan de taak de gekken te genezen. Vonden ze dat ik tot die laatste categorie behoorde? Er stond iemand anders op het pad, en hij was allesbehalve catatonisch. Hij keek ons kwaad aan, terwijl aan weerszijden van hem anderen zich woest in de modder wentelden en kronkelden. Als we hem wilden passeren zouden we ons temidden van de vechtenden moeten begeven, en dat zou het einde van onze tocht betekenen. Ze zouden ons nooit meer laten gaan.
'Neem ons niet kwalijk,' zei Benito minzaam. 'Als u twee passen naar voren zou willen doen, dan kunnen wij er langs.' 'Je kan het lazarus krijgen.'
'U gaat me toch niet vertellen dat u ons de doorgang wilt versperren?' Benito was nog steeds vriendelijk, maar zijn stem had een iets scherpere klank gekregen. 'Het heeft me honderd jaar gekost om hier te komen,' zei de man. 'Als je zelf in de blubber ligt zal je wel anders piepen, vader. Als het goed genoeg was voor mij, is het ook goed genoeg voor jou.'
Het was een grote man met krachtige armen, en hij scheen te menen wat hij zei.
'Ga opzij,' zei Benito op bevelende toon. 'Je mag meegaan met ons als je dat wilt - en als je kunt, wat ik betwijfel. Maar je zult ons er niet van weerhouden onze weg te vervolgen.' Benito's stem had die autoritaire klank die Minos bakzeil had doen halen, en de grote kerel was een ogenblik zijn zelfvertrouwen kwijt.
'Ken ik jou niet ergens van?' zei hij. Hij staarde naar Benito.
'Ik weet zeker dat ik je al eens eerder heb gezien. Nou ja, wie je ook bent, als je er langs wilt zal je ervoor moeten knokken.'
'Vriendje laat ons geen keus,' zei Benito.
'Aha! Nou weet ik wie je bent! Je bent Ben - Hé! La me los!
Hé!'
Benito greep hem bij de schouders en tilde hem op alsof hij een kind was. Ik keek met open mond toe hoe Benito hem het moeras in keilde. Hij haalde na afloop zelfs niet sneller adem. 'Kom, Allen.'
Als verdwaasd volgde ik hem, me afvragend wie Benito in werkelijkheid was. Een beroepsworstelaar? De sterke man van een circus? Wat hij gedaan had was niet onmogelijk. Ik had het al eerder zien doen, maar niet vaak, en zó sterk zag Benito er niet uit.
9
Ten slotte werden de bomen en struiken minder en bereikten we open water. Aan de rand ervan stond een grote zwarte toren. Ik kon er niemand in ontwaren, maar plotseling gloeide er licht op in het bovenste raam. Een robijnrode straal flitste over het moeras.
Rood? Robijn? Een laser! Geen magie, gewoon een lasersignaal van de top van een oude stenen toren. Ver weg in de duisternis boven het water vonkte het antwoord op, een knipperend licht dat dezelfde kleur had als het eerste signaal. 'Phlegyas zal nu zo komen,' zei Benito. 'Je moet voorzichtig zijn. Zeg alleen het hoognodige. Laat de rest aan mij over.' 'Tuurlijk. Waarom eigenlijk?'