Reading Online Novel

Inferno(15)



Benito hoorde de paniek in zijn stem. 'Wat is er?' 'Ik ben op Petri's begrafenis geweest! Hij besteedde altijd zoveel aandacht aan zijn gezondheid, en toen werd hij doodgeschoten bij een relletje. Maar hij werd niet bevroren, dat weet ik absoluut zeker! Ik was erbij toen ze hem cremeerden!'

'Bevroren?'

Ik nam niet de moeite het uit te leggen. Petri was gecremeerd, verbrand tot as. Hij kon eigenlijk onmogelijk opnieuw tot leven zijn gewekt. De Bouwers van Infernoland zouden zelfs niet de specificaties hebben kunnen vinden die nodig waren om een robot te construeren die op hem leek. En ook geen cel om te klonen. Niets, helemaal niets. Als je gecremeerd bent ben je zo dood als maar mogelijk is!

Hadden de Bouwers misschien een tijdcamera? Een apparaat dat volgens nog onbekende principes werkte? Ze hadden Petri herschapen, dus moesten ze in staat zijn het verleden te fotograferen. Oké, ze hadden dus een tijdcamera, en velden die de ruimte kromden, en genoeg genetische kennis om Minos te scheppen en Carpentier te bevrijden van de noodzaak om te eten, te drinken en te slapen; en ze hadden beheersing over het weer, en een manier om de massa van lichamen te verminderen zoals bij de mensen die heen en weer werden geblazen door de wind, en de technologische kennis die Infernoland zelf mogelijk had gemaakt.

Hé, Carpentier, als ze zo machtig zijn, wil je dan eigenlijk nog wel tegen ze vechten?

Nee, natuurlijk niet. Ik wil hier alleen maar uit!

'Je bent nogal diep in gedachten verzonken', zei Benito. 'Kijk uit waar je loopt.'

Ik bleef stilstaan bij de rand van een afgrond. Toen volgde ik Benito naar beneden langs een gevaarlijk, slingerend pad. Het zigzagde langs de steile rotswand naar beneden, en er waren veel plaatsen waar je heel gemakkelijk kon uitglijden en naar beneden vallen. Mijn knieën werden slap bij de gedachte. Tenslotte had ik dat al eens een keer meegemaakt ...

In ieder geval konden we nu gewoon naar beneden lópen in plaats van te moeten klauteren, en de natte sneeuw was opgehouden.

Ja, het begon er allemaal wat zonniger uit te zien. Toch, er klonken vreemde geluiden op vanuit de duisternis onder ons. Het klonk alsof er iets heel groots werd gebouwd. Dreun. Een lange pauze waarin stemmen bevelen schreeuwden die te zwak waren om te verstaan. Dreun.





7


Het pad kwam uit op een vlakte van hardgebakken klei. Toen we de bodem bereikten hield Benito me tegen met zijn arm. Ik had verder geen aansporing nodig om te blijven staan, want ik had al gehoord dat het dreunende geluid en het geschreeuw onze richting op kwam. Een rotsblok van ongeveer vijf meter doorsnee denderde langs ons heen. Het was bijna rond en stuiterde over de gebarsten klei, omringd door een schreeuwende menigte. De mensen renden met het rotsblok mee en duwden het voort. Ze waren gekleed in de mooiste en duurste vodden die ik ooit had gezien: overblijfselen van avondjurken, fluwelen kleding uit de tijd van de Restauratie, academische kostuums en oorspronkelijke creaties van Gernreich, allemaal gescheurd en smerig.

De leider droeg een gestreepte broek, een pandjesjas en een ring waarin zelfs een nijlpaard zich verslikt zou hebben. 'Dit keer zullen we ze krijgen!' schreeuwde hij uit alle macht. 'We kunnen nu verder,' zei Benito kalm. 'Wat had dat allemaal te betekenen ?' KNAL!

Ik keek naar links. Twee bijna identieke massa's bleekblauwe, doorschijnende steen stonden nog wat na te schommelen van de klap. Er omheen lagen bijna honderd mensen alsof ze er met handenvol waren neergesmeten. Een paar krabbelden overeind. De leider schudde zijn vuist en schreeuwde: 'Schrapers! Potters! De volgende keer - Kom op, mannen, we hebben een langere aanloop nodig!' Meer mensen stonden op, versufd met hun hoofd schuddend, en twee groepen zetten hun schouders onder de reusachtige stenen en begonnen ze moeizaam in tegenovergestelde richtingen te rollen. Het andere team, dat het verst van mij verwijderd was, was anders gekleed: ze hadden ook vodden aan, maar deze vodden waren om te beginnen al niet veel geweest.

'Vrekken en Verkwisters', zei Benito. 'Natuurlijke vijanden van elkaar. Ze zullen in alle eeuwigheid proberen elkaar met die rotsblokken te verpletteren.'

'Benito, je zou zweren dat die rotsblokken ...'

'Ja?'

'Laat maar. Als je een tijdje hier hebt rondgezworven kijk je nérgens meer van op.' We begonnen de vlakte over te steken. Een paar honderd meter voor ons bevond zich een soort heg, en geluiden filterden er doorheen. De vrekken rolden hun rots naar de heg om een goed lange aanloop te krijgen voor de volgende stormloop. We volgden ze tot ze de heg bereikten en bleven staan. Ze draaiden zich om en begonnen het rotsblok de andere kant op te duwen. Een nuffig heertje met een ringbaartje, dat gekleed was in de gerafelde overblijfselen van een donker pak uit de jaren negentig van de vorige eeuw, schreeuwde in de richting van de andere menigte: 'Jullie hebben het goede in jullie leven vergooid! Nu zullen jullie ervoor boeten!'