In het wild(36)
Voorafgaand aan het Boekenbal werd een voorstelling gehouden voor een select gezelschap. Het lag niet aan de kwaliteit van de voorstelling dat mensen in slaap vielen, misschien wel aan de lengte.
Je keek achter je de zaal in. Niet veel toeschouwers sliepen. Wel viel op dat het selecte gezelschap in het centrum van Amsterdam vrijwel geheel blank was, en niet al te jong.
Ineens werd je verkering wakker. Op het toneel zei Adriaan van Dis op dat moment zoiets als: “Schrijven is niet moeilijk, de moeilijkheid ligt in het creëren van omstandigheden waarin geschreven kan worden.”
Je verkering en jij keken elkaar aan. Het was vervreemdend om een situatie die zo particulier was, en waarvan je dacht dat die over jou ging, plotseling als een universele waarheid vanaf een podium te horen.
De Stadsschouwburg moest worden betreden over een rode loper. Je had weleens eerder over een rode loper gelopen, maar het ging altijd snel, zonder dat iemand daar notitie van nam. Dit was de eerste keer dat je over een rode loper liep terwijl mensen achter ijzeren hekken aan de zijkant jouw naam riepen, als lokroep voor de camera’s die ze bij zich hadden.
Toen je binnenkwam, het was kort na acht uur ‘s avonds, sms’te je vader dat zojuist op het NOS Journaal was overgeschakeld naar een verslaggever ter plekke die meldde dat Remco Campert was gearriveerd, Robert Vuijsje was net binnen en het wachten was alleen op Harry Mulisch.
Je werd er weer aan herinnerd: vader ben je zelf ook en daar was vandaag iets mee. Het zou eraan kunnen liggen dat je het afgelopen jaar te veel met je hoofd bij rode lopers was geweest, en alle mogelijke varianten daarvan. Je had niet genoeg aandacht besteed aan de inschrijving van je oudste zoon, die later dit jaar vier wordt, en nu was er op geen enkele school in de wijde omgeving van Amsterdam-Zuid nog plaats voor hem.
Zoals het Nederlandse spreekwoord luidt: vol is vol, acht maanden voor de vierde verjaardag is uiteraard veel te laat en hij zou de komende jaren iedere dag naar een ander deel van de stad getransporteerd moeten worden om naar school te gaan.
De laatste hoop was gevestigd op de school die om de hoek van zijn huis lag en de eerste keuze van zijn ouders was. Die ochtend hadden ze gebeld dat er helaas geen plaats was. En het was jouw schuld, je had er jaren eerder bij moeten zijn.
De volgende ochtend, je lag nog te slapen in het American Hotel, waar zou je anders de nacht moeten doorbrengen na het Boekenbal, werd je wakker gebeld door de moeder van je oudste zoon. Op de school om de hoek was alsnog een plaats vrijgekomen. Misschien had het iets te maken met de grootscheepse renovatie die de dag ervoor bekend was gemaakt.
De vrijgekomen plaats was voor jouw zoon. Het was het mooiste moment van het Boekenbal.
30
Mysterie
De verkering duurde twee jaar en voor het eerst kwamen vrienden op bezoek. De aanleiding was de zogeheten kraamvisite. Het was drie maanden geleden dat je zoon was geboren. Behalve de grootouders was nog niemand op zogeheten kraamvisite gekomen.
Het probleem is: mensen uit Amsterdam verlaten hun stad niet, zeker niet voor een reis naar Almere. En wie is nou zo stom om een kind te verwekken bij een vrouw die niet in Amsterdam woont?
Voor ze aan de excursie begonnen, vroegen de vrienden hoeveel dagen het rijden was. Het was zondag, er stond geen file, binnen een half-uur waren ze er. De zon scheen, er kon buiten worden gezeten.
Buiten stonden stoelen en een bank voor de deur. Eerst bleven de vrienden een kwartier zoekend om zich heen kijken. Hoe deden ze dat hier in Almere, buiten zitten? Was het anders dan in Amsterdam?
Het huis van je verkering vonden ze mooi. Het was nieuw, niet meer dan vijf jaar oud, het glimde en alles deed het nog. Ook was het drie verdiepingen hoog en waren de verdiepingen zo groot dat er nog een half dozijn kinderen bij had gepast. Zulke huizen hadden ze niet in het centrum van Amsterdam.
Het huis stond in een rij van twaalf. Daar zat een Turks gezin bij, en een Antilliaans en een Hindoestaans gezin. In Almere wonen geen mensen zonder kinderen. Je verkering was van Surinaamse afkomst. De andere acht gezinnen waren blank. Marokkanen zijn in dit deel van Almere niet te bekennen. In de andere delen ook bijna niet.
De bewoners van de twaalf huizen werkten in de zorg of ze deden administratief werk of ze waren lerares op een lagere school. Ook werkten een paar buren op Schiphol, in de catering of bij de bagage.
Het moest een wonderbaarlijk land zijn. Op een half uur rijden van het centrum van de hoofdstad woonden mensen met hele normale beroepen en hele modale salarissen in gloednieuwe kastelen van drie verdiepingen, met voor de deur allemaal een parkeerplaats voor hun nieuwe auto.
Statistisch gezien kon het niet anders dan dat twee van de acht gezinnen bij de laatste verkiezingen hadden gestemd op een partij die vond dat het in dit land niet gekker moest worden.