Het Pantserhart(65)
‘Ik weet het,’ zei Harry. ‘Maar het belangrijkste is dat hij wordt gepakt, niet wie hem pakt.’
Zwijgend reden ze verder met de valse klank van die woorden hangend in de lucht.
Hoofdstuk 20
Øystein
De elektriciteit was afgesloten. Harry bleef in de donkere gang staan en duwde een paar keer op het lichtknopje. Datzelfde deed hij in de kamer.
Toen ging hij in het donker in de leunstoel zitten.
Na een poosje ging zijn mobieltje.
‘Hole.’
‘Felix Røst.’
‘O ja?’ zei Harry, aangezien de stem klonk als die van een tenger, klein vrouwtje.
‘Met Frida Larsen, zijn zus. Hij heeft me gevraagd te bellen om te zeggen dat jullie een mafisch, basaltisch lava hebben gevonden. Goed?’
‘Wacht even! Wat betekent dat? Mafisch?’
‘Dat het warm lava is, van meer dan duizend graden, met een lage viscositeit die maakt dat het erg vloeibaar wordt en bij een uitbarsting ver wegvloeit.’
‘Kan het in Oslo gevonden worden?’
‘Nee.’
‘Waarom niet? Oslo ligt op lava.’
‘Oude lava. Deze lava is vers.’
‘Hoe vers?’
Hij hoorde dat ze haar hand over de hoorn legde en met iemand sprak. Of tegen iemand, hij hoorde geen andere stemmen. Toch moet ze een antwoord hebben gekregen, want even later was ze er weer: ‘Hij zegt van vijf tot vijftig jaar oud. Maar als je denkt uit te kunnen zoeken van welke vulkaan, dan heb je een flinke klus voor de boeg. Er zijn meer dan vijftienhonderd actieve vulkanen op de wereld. En dat zijn alleen nog maar de vulkanen die bekend zijn. Als u verder nog iets wilt weten, dan kunt u per mail contact opnemen met Felix. Uw assistente heeft zijn adres.’
‘Maar…’
Ze had al opgehangen.
Hij overwoog terug te bellen, maar bedacht zich en toetste een ander nummer in.
‘Oslo Taxi.’
‘Hoi, Øystein, met Harry.’
‘Je maakt een grapje, Harry is dood.’
‘Niet helemaal.’
‘Oké, dan ben ik dood.’
‘Heb je zin me van de Sofies gate naar mijn vaders huis te brengen?’
‘Nee, maar ik doe het toch. Ik moet alleen dit ritje afmaken.’ Øystein lachte en hoestte. ‘Harry! Wel verdomme… Ik bel je als ik er ben.’
Harry verbrak de verbinding, liep de slaapkamer in, pakte in het licht van de straatlantaarn een tas in, haalde in het licht van het lampje van zijn mobieldisplay een paar cd’s uit de kamer. Slof sigaretten, handboeien, dienstpistool.
Hij ging in de leunstoel zitten en maakte gebruik van het donker door zijn pistooloefeningen te doen. Hij startte de stopwatch op zijn horloge, maakte de patroonhouder van zijn Smith & Wesson los, leegde hem en laadde hem weer. Vier patronen eruit, vier erin, zonder snellader, slechts snelle vingers. Zette de patroonhouder weer terug zodat het eerste patroon voor lag. Stop. Negen seconden zesenzestig. Bijna drie seconden boven zijn persoonlijk record. Hij opende de patroonhouder weer. Hij had gefaald. De eerste kamer die klaar was voor vuren, was een van de lege. Hij was dood. Hij herhaalde de oefening. Negen seconden vijftig. En weer dood. Toen Øystein belde na twintig minuten, was hij bij acht seconden en was hij zes keer dood geweest. ’