Reading Online Novel

Het Pantserhart(267)



                Krongli hoorde iets wat hij nog nooit eerder in Roy Stilles stem had gehoord. Een trilling. Een bevende stem van een geëmotioneerde man. Een man met verdriet. Maar zijn granieten gezicht was zoals gewoonlijk vlak en gesloten.

                ‘Sodemieter, daar heb je gelijk in,’ zei de hondeneigenaar. ‘Ze is in het ravijn gesprongen uit verdriet om haar zoon.’

                ‘Niet waarschijnlijk,’ zei Krongli. De twee anderen keken hem aan. Hij had een vinger in een klein, cirkelvormig gat in het voorhoofd van de schedel gestoken.

                ‘Is dat een… een kogelgat?’ vroeg de hondeneigenaar.

                ‘Yep,’ zei Stille, die aan de achterkant van de schedel voelde. ‘En hier zit geen gaatje, dus ik vermoed dat we de kogel in de schedel zullen vinden.’

                ‘En zullen we gokken dat de kogel matcht met het geweer van Utmo?’ zei Krongli.

                ‘Sodemieter,’ herhaalde de hondeneigenaar. ‘Bedoel je dat hij zijn vrouw heeft vermoord? Is dat mogelijk? Iemand vermoorden van wie je hebt gehouden. Omdat je denkt dat zij en jullie zoon… verdomme.’

                ‘Achttien jaar,’ zei wachtcommandant Stille, die kreunend overeind kwam. ‘Nog zeven jaar en de zaak was verjaard. Dit is wat je noemt ironie. Je wacht en je wacht maar, bang dat je wordt ontdekt. En de jaren verstrijken. En dan, als de vrijheid naderbij komt – bam! Word je zelf vermoord en kom je op dezelfde steenhelling terecht.’

                Krongli sloot zijn ogen weer en dacht: ja, het is mogelijk een mens te vermoorden van wie je hebt gehouden. Dat is heel goed mogelijk. Maar nee, je gaat nooit vrijuit. Nooit. Hij zou daar nooit meer heen gaan.



                Johan Krohn vond het prettig in de schijnwerpers. Je wordt niet de meest gevraagde strafrechtadvocaat van het land als dat niet het geval was. Dus toen hij zonder een seconde te aarzelen instemde Sigurd Altman, de Aanbidder, te verdedigen, wist hij dat hij nog meer in de schijnwerpers zou komen te staan dan hij in zijn reeds indrukwekkende carrière had gedaan.

                Hij had zijn doel al bereikt om zijn vader te verslaan als jongste advocaat bij de Hoge Raad. Als strafrechtadvocaat was hij nog maar in de twintig toen hij werd uitgeroepen tot de meest veelbelovende ster. Een wonderboy. Maar misschien was het hem wel een beetje naar het hoofd gestegen, als kind was hij niet gewend geweest om zo veel aandacht te krijgen. Toen was hij altijd het knapste jongetje van de klas, dat een beetje al te ijverig met zijn vinger omhoog zat, dat sociaal een beetje te hard zijn best deed en toch altijd de laatste was die wist waar vrijdagsavonds het feest was, als hij dat al te horen kreeg. Maar nu bloosden jonge assistentes en advocaten in opleiding verlegen als hij hun een complimentje gaf of aan hen vroeg over te werken. En de uitnodigingen stroomden binnen, zowel voor het houden van voordrachten als voor het deelnemen aan debatten op radio en televisie en zelfs voor premières, waarmee hij zijn vrouw zo’n genoegen kon doen. Het was goed mogelijk dat die zaken de laatste jaren te veel aandacht van hem hadden geëist, want hij bemerkte een dalende curve, zowel op het gebied van gewonnen zaken als het aantal grote mediazaken en het aantal nieuwe cliënten. Nog niet zo dramatisch dat het bij het grote publiek effect had op zijn goede naam, maar genoeg om te weten dat hij dringend behoefte had aan een Sigurd Altman-zaak. Hij had iets nodig met een grote impact om hem terug te brengen waar hij thuishoorde: aan de top.

                Daarom zat Johan Krohn doodstil te luisteren naar de magere man met zijn bril. Hij luisterde terwijl Sigurd Altman hem een verhaal vertelde dat niet alleen het onwaarschijnlijkste verhaal was dat Krohn ooit had gehoord, maar ook een verhaal waarin hij geloofde. Johan Krohn zag zichzelf al in de rechtszaal, de vlammende spreker, de agitator, de manipulator die echter nooit het recht uit het oog verloor, een genot om naar te luisteren. Daarom was zijn eerste reactie er een van teleurstelling toen hij begreep welke plannen Sigurd Altman had gemaakt. Maar nadat hij bij zichzelf de woorden die zijn vader zo vaak tegen hem had gezegd weer in herinnering had gebracht, namelijk dat de advocaat er voor de cliënt was en niet omgekeerd, accepteerde hij de opdracht. Want Johan Krohn was eigenlijk geen slecht mens.