Gijp(5)
6. ‘Als je niets verwacht, kan het ook niet tegenvallen’
Er bestaan nog jeugdfoto’s van René van der Gijp. Daarop zie je hem op het strand op een plastic bal zitten, breed lachend en met natte haren in een plastic teil, of samen met zijn vader, rijdend op een ezeltje langs de zee. ‘Ik was een makkelijk kind volgens mijn moeder’, zegt hij over zijn jeugd, niet zijn favoriete gespreksonderwerp. ‘Ik was rustig, volgzaam. Als ze zeiden: ga op die stoel zitten, dan ging ik op die stoel zitten. Als ze zeiden: kom er maar weer vanaf, dan kwam ik er vanaf. Geen probleem. Ik heb een geweldige jeugd gehad, meen ik echt. En dat is een zegen hoor. Hoeveel mensen ken jij die niets op hun ouders aan te merken hebben, helemaal niets? Niet veel, denk ik. Maar ik ben er zo een. Ik heb een pri-ma jeugd gehad. Heel veilig. Mijn moeder was altijd thuis als ik uit school kwam. En ze had altijd eten voor me, of ik nu vroeg weg moest voor een wedstrijd of juist laat terugkwam van het trainen. Nee, ik had het heel prettig thuis. Alleen op school was ik een vervelend ventje. Leraren konden mij wel doodschieten. Met hen heb ik altijd dezelfde verhouding gehad als later met mijn trainers: moeizaam. Ik deed ook niet veel, behalve rotzooi trappen. Ik heb er uiteindelijk een mavodiploma aan overgehouden, maar dat was vooral de verdienste van mijn buurman. Ik was wereldkampioen afkijken. Ik heb nog geprobeerd op die manier ook een havodiploma binnen te slepen, maar dat is mislukt. In de vierde ben ik gestopt. Ik hoorde dat je in totaal 45 boeken moest lezen voor je eindexamen, sommige ook nog in een andere taal dan het Nederlands. Toen ben ik gaan rekenen. Ik schatte dat ik ongeveer 63 jaar zou zijn, voordat ik bij de laatste pagina zou zijn aanbeland. Dat leek me een beetje oud. Ben ik gestopt en fullprof geworden. Bij Sparta. Voor 1500 gulden in de maand. Bruto.’
‘Mijn vroegste herinneringen spelen allemaal rond het voetbal. Toen ik zeven, acht jaar was, ging ik al met mijn vader mee naar zijn trainingen. Hielp ik al mee de keepers in te trappen. Ger Reitsma, van Zwart-Wit ’28 bijvoorbeeld. Mijn moeder was altijd thuis en regelde daar alles, eten, drinken, het hele gedoe. Ze waren ook enigszins op zichzelf, mijn ouders, net als ik nu. Zelfs op verjaardagen was het bij ons niet druk. Mijn ome Freek, dat was de enige die er dan altijd was. Maar verder waren er nooit veel mensen bij ons thuis. Ik kan me ook niet herinneren dat ik veel vriendjes over de vloer had. Maar daar had ik ook geen behoefte aan, want thuis had ik alles. Mijn jongste zoon lijkt in sommige opzichten wel op mij. Hij is ook heel makkelijk, niet opstandig. Maar hij is wel iemand van veel vriendjes. Soms hoor ik weleens dat er acht van die mannetjes over de vloer zijn. Dat had ik nooit. Als kind had ik al vaak genoeg aan mezelf. En dat heb ik eigenlijk nog steeds.’
De eerste keer dat het grote publiek uitgebreid kennisneemt van het nihilistische bestaan van René van der Gijp, was vlak voor de uitzendingen van VI Oranje in 2010. In aanloop naar de hype werd hij door journaliste Steffie Kouters voor het Volkskrant Magazine aan de tand gevoeld. Hij vertelde toen uitgebreid over zijn verlangen naar tijdelijke eenzaamheid, over de stilte van thuis als tegenhanger voor de drukte onder zijn hersenpan en over zijn opvallende gebrek aan competitiedrang. ‘Als je niets verwacht, kan het ook niet tegenvallen’, stond er boven dat verhaal.
René van der Gijp leek zich nergens druk om te maken. ‘Ik hoor nu alleen maar om me heen hoe zwaar het gaat worden om 35 dagen achter elkaar televisie te maken’, zegt hij in dat interview. ‘Maar of ik nou thuis zit of daar. Ik heb in mijn leven nooit enige druk gevoeld. Ik ben ook nog nooit zenuwachtig geweest. Ik denk dat ik een hartslag heb van 73. En bij VI aan tafel van 43. Overspannen geldingsdrang, dat zie ik vaak op televisie. Ernstige vormen van zelfoverschatting. Wandelende handgranaten.’
Niemand, ook René van der Gijp zelf niet, weet dan nog dat hij halverwege de cyclus van VI Oranje al zal besluiten regelmatig een bètablokker onder zijn tong te leggen, een medicijn dat doorgaans wordt gebruikt om de ongemakkelijke lichamelijke uitingen van spanning te maskeren, zoals trillen en een verhoogde hartslag.
7. Bed
-Hoe laat ga je meestal naar bed?
‘Uurtje of vier, half vijf ’s nachts.’
-En wat doe je dan al die tijd?
‘Niks. Alle herhalingen van de talkshows en de andere programmaatjes bekijken. Pauw & Witteman, De Wereld Draait Door, Boulevard.
-Boulevard ook?
‘Tuurlijk man. Van de week zag ik Estelle Gullit nog in Boulevard. Ik ga meer schrijven, zei ze. Toen dacht ik: ja, kerstkaarten.’
8. ‘Ik kreeg het idee dat die chinees naar buiten kwam’
Huismus of niet, vanochtend heeft Van der Gijp dan toch zijn fort in Dordrecht verlaten en zit nu hier, in de make-upstoel van de Hilversumse studio, met zijn ogen dicht terwijl hij wordt opgemaakt. Het is minder dan een kwartier voor de uitzending van Voetbal International. De poederkwast vliegt vluchtig langs zijn gezicht.