Gijp(2)
Het was destijds een merkwaardige winteravond geworden, waarbij achter de schermen iedereen bevangen was geraakt door het weeë gevoel van opkomende paniek, toen bleek dat de meest spraakmakende man van het programma zich kort voor het begin van de uitzending nog ergens op een glibberweggetje net voorbij Bunnik bevond. Iedereen was in paniek, behalve René van der Gijp dan. Die bleef de rust zelve. Af en toe meldde hij zich vanuit zijn auto vrolijk aan de telefoon. Dan vertelde hij schaterlachend dat er totaal geen schot in de reis zat.
‘Ik zit he-le-maal vast, man! Overal autootjes om me heen!’
Aan niets was toen nog te horen dat hij zich eigenlijk nooit prettig voelt in files. Het is een van de kleine angsten waarmee hij al een groot deel van zijn leven worstelt. ‘Het valt wel mee, hoor’, zegt Van der Gijp daarover. ‘Zolang we nog een beetje rijden is het niet erg, al is het maar tien kilometer per uur. Maar wanneer we helemaal stil staan, vind ik het minder leuk. Daar word ik altijd een beetje ongemakkelijk van. Ik heb hetzelfde met boten, vooral als ze door een ander worden bestuurd. Doe je mij geen plezier mee, een feestje of een lezing op een boot. Daar begin ik liever niet aan. Het idee dat ik niet weg kan op het moment dat ik dat wil… Nee, dat vind ik niet prettig.’
Maar prettig of niet: die keer gebruikte hij de file om alsnog op bescheiden wijze televisiegeschiedenis te schrijven. René van der Gijp werd die avond de eerste voetbalanalist ter wereld die zijn visie op de beelden gaf vanuit een warme, zwarte Dodge, ergens langs een ingesneeuwde snelweg richting Hilversum.
Maar dat was toen.
Nu komt René van der Gijp de redactieruimte binnen en ziet Johan Derksen in de vensterbank staan. De hoofdredacteur van Voetbal International hangt met zijn hoofd en zijn bovenlijf half uit het raam. Zijn linkerarm wappert in de buitenlucht, tussen zijn vingertoppen klemt een sigaar met de afmeting van een bazooka. Er geldt hier in het hele pand een rookverbod, maar Derksen kan daar maar moeilijk aan wennen.
Vroeger, toen Voetbal International nog Voetbal Insite heette, werd Derksen juist met klem verzocht op tv zo véél mogelijk sigaren op te steken. De rookwolken die hij destijds continu richting presentator Ruud ter Weijden blies, en die af en toe als kleine donderwolkjes boven de tafel bleven hangen, werden toen nog door de regisseur als ‘gezellig’ beoordeeld. Maar inmiddels is de asbak bij wet van tafel verdwenen. Daardoor is Derksen al jarenlang gedwongen achter de schermen een privéoorlog uit te voeren met de studiobeveiligers, brede, soms kale mannen, die er inmiddels een neus voor hebben ontwikkeld te ontdekken waar de hoofdredacteur (62 jaar) er stiekem een opsteekt.
Vandaar dat hij nu dus in de vensterbank staat. Hoofdschuddend neemt hij bij het open raam nog snel een paar clandestiene trekjes. Het is nog vroeg, de uitzending begint pas over een halfuur, maar de eerste Van der Gijp- lach weerkaatst alweer als een luchtalarm door de gangen van de Hilversumse studio.
3. Harken
‘Weet je wat het met mij is?’
-Nee, René?
‘Ik kan me verheugen op kleine dingetjes.’
-Wat voor kleine dingetjes?
‘Gewoon, kleine dingetjes.’
-Zoals?
‘Kan van alles zijn.’
-Noem eens wat?
‘Bijvoorbeeld: ’s middags lekker broodje eten.’
-Aha. En wat nog meer?
‘Krantje uit de brievenbus halen.’
-Ga door.
‘Stukje fietsen. Zwembad schoonmaken. Voetbalwedstrijdje kijken. Even iemand bellen. Autootje wassen.’
-Autootje wassen? Kom op!
‘Echt. Ik geniet van die dingen. Kleine dingetjes, die de dag breken. Dan lig ik op de bank, drankje erbij, alle zaterdagkranten op een stapeltje. Lekker. Af en toe val ik even in slaap. Heerlijk is dat. Daarna ga ik weer verder met lezen. Of ik hark even de tuin aan.’
-Je harkt even de tuin aan?
‘Ja, man! Weet je hoe lekker ik dat vind? Lekker de tuin aanharken. En dan weer terug naar het bankje.’
-En eind van de middag in de sauna zeker?
‘Tuurlijk. Saunaatje aan, misschien even zwemmen. En dan gaan we alweer lekker voetbalwedstrijdjes kijken, hè?
4. ‘Onderbroekies keurig op een stapel, schoentjes op z’n plek’
In Hilversum neemt Johan Derksen plaats op een stoel voor een spiegel. Er wordt een laagje make-up rond zijn snor aangebracht. René van der Gijp ziet het vanaf een afstandje geamuseerd aan. Hij moet straks ook worden opgemaakt, maar hij gaat nooit als eerste. Wanneer hij binnenkomt wil hij eerst iedereen een hand geven, even op de bank zitten, een praatje maken en de laatste nieuwtjes en roddels uitwisselen. Het liefst over voetbal, maar het mag ook best gaan over de omstandigheden op de weg, over schnabbels die zijn afgezegd dan wel zijn aangenomen, over wat hij op tv heeft gezien, ergens heeft gelezen, of van een van zijn vrienden aan de telefoon heeft gehoord. Pas als dat allemaal is afgewerkt, is hij klaar voor stap twee. Het meisje van de make-up weet dat. Ze houdt er rekening mee dat hij is gehecht aan dit soort kleine rituelen. Het is haar inmiddels bekend dat Van der Gijp het liefst heeft dat verder ook elke andere vorm van aansporing achterwege blijft. Ze vraagt hem daarom nooit plaats te nemen. Altijd wacht ze geduldig af tot hij zelf de tijd rijp acht om voor haar spiegel te gaan zitten.