Gijp(3)
Het is nog minder dan tien minuten voor aanvang van Voetbal International. René van der Gijp lijkt met zijn hoofd overal bij, behalve bij de aanstaande uitzending. Liever staart hij nu een tijdje gebiologeerd naar de schoenen van zijn collega. Die zijn vandaag voor de verandering gifgroen.
‘Zeg Johan’, vraag hij met een zo serieus mogelijk gezicht. ‘Heb jij nou nog lang getwijfeld, toen je die schoenen in de etalage zag staan?’
Derksen antwoordt met een langgerekte geeuw. Hij is moe. René van der Gijp niet. Die heeft het vandaag weer lekker rustig aan gedaan.
Dat doet hij graag, rustig aan. René van der Gijp heeft het liefst dat elke dag zich zo rimpelloos mogelijk aan hem openbaart. Dat was tijdens de WK-uitzendingen van het televisieprogramma VI Oranje ook de reden dat zijn hotelsuite in het Kurhaus zó groot was, dat je er met gemak een autoshow in kon houden. Hij is zeer gesteld op comfort. Altijd al geweest. Vroeger, als middelbarescholier, kwam hij tot verbazing van zijn klasgenootjes weleens met de taxi naar school. Nu, als vijftiger, liet hij zijn persoonlijk assistente in aanloop naar de eerste uitzenddag in het Kurhaus vooruit reizen met z’n koffer, zodat hij zijn presidentiële suite bij binnenkomst in elk geval een beetje gebruikersvriendelijk zou aantreffen. Ze had zijn scheerspullen een plekje gegeven in de badkamer en de kussens alvast eens lekker opgeschud. Ook had ze aan de zeekant twee ramen op strategische wijze tegen elkaar opengezet, zodat er tenminste een aangenaam briesje over het hoogpolig tapijt zou glijden wanneer de kleine prins uit Dordrecht – een uurtje later dan zijn eigen koffers – hoogstpersoonlijk zou arriveren. ‘Lekker man!’, zei hij destijds op het hotelterras over die hele operatie, ‘dat je dan aankomt en al je overhempjes hangen al netjes in de kast. Heerlijk toch? Onderbroekies keurig op een stapel, schoentjes op z’n plek. Goed, man! Lekker. Niks mis mee.’
In Hilversum heeft René van der Gijp nu halfliggend plaatsgenomen op de bank. Hij vertelt vol enthousiasme over zijn dag, hoewel die verdacht veel leek op de dag daarvoor en de dag dáárvoor. Alhoewel: vanochtend is hij vroeg opgestaan. In tegenstelling tot andere ochtenden, waarop hij na een nacht lang voetbal kijken soms rond tienen nog in een diepe slaap gedompeld is, had hij nu al ver vóór achten zijn eerste analyse met het Nederlandse volk gedeeld. Dit keer via een telefonisch interview met een radiostation. Daarna was het in Dordrecht ‘krantjes halen en broodje eten’, een vast ochtendritueel, meestal gevolgd door wat surfen langs voetbalbeelden op z’n iPad en misschien een telefoongesprekje met z’n vrienden Mario Been, de trainer van Racing Genk, de acteur Maarten Spanjer, Feyenoords clubarts Casper van Eijk of met Rob Jansen, die ook zijn zaakwaarnemer is.
Een groot deel van de ochtend had hij het huis opgeruimd terwijl er eigenlijk niets viel op te ruimen, want René van der Gijp is een schoon mens. Vervolgens was hij in zijn Dodge gestapt en op z’n gemak naar eetcafé Het Wapen van Reeuwijk gereden, waar hij aan het water een uitsmijter had gegeten, een koffie, een jus d’orange en twee glaasjes melk had gedronken en zijn wekelijkse column voor VI had gedicteerd. De meeste inspanning had hij later die maandagmiddag verricht, toen hij op z’n mountainbike een stukje was gaan fietsen in de Biesbosch. Daarna was hij weer naar huis gegaan.
René van der Gijp is graag thuis. Hij woont in een lage bungalow aan de rand van een rustig park in een nog rustiger deel van Dordrecht. In de achtertuin ligt een bescheiden zwembad, aan de voorkant staan twee grote auto’s op de oprijlaan. De donkere Dodge en een Mercedes. Ook donker van kleur. Ze glimmen altijd. Ook binnen, in het huis, is alles opgepoetst, afgestoft en netjes opgeborgen, want hij houdt van orde om zich heen. Het is een karaktertrek die hij deelt met een aantal van z’n vrienden. Ook Mario Been slaat zelden een dag over met stofzuigen en veegt aan tafel ook altijd allemaal broodkruimels weg die er helemaal niet zijn. En Johan Derksen, die naar verluidt eens per etmaal het interieur van zijn auto grondig reinigt, dat is misschien nog wel de grootste controlfreak van het hele stel. Alleen al de opstelling van zijn imposante verzameling voetbalboeken, die in zijn werkkamer tot aan het plafond reikt en met militaire precisie in de kasten is geplaatst, zegt veel over het secure karakter van de eigenaar. De naslagwerken staan rug aan rug, kaarsrecht, als een peloton goed afgerichte soldaten. Mocht er één scheef staan, dan is zijn hele ochtend verpest. ‘Als ik thuis op mijn deurmat de Vara Gids vind met een vouw erin dan gooi ik hem weg’, vertelt Derksen daar altijd over, want voor elke fobie heeft hij een bijpassende anekdote. ‘Kan ik niet tegen, een gekreukelde Vara Gids. Dan ga ik een nieuwe halen. Eentje zonder vouw.’