Gijp(8)
Hij mag zich dan, geheel in de familietraditie, niet op de borst kloppen over zijn interlandloopbaan, hij kan er wel smakelijk over vertellen. Bij voorkeur over zijn jaren onder Rinus Michels. Als het moet verzorgt René van der Gijp een avondvullend programma over De Generaal, want die heeft al die tijd voornamelijk op zijn lachspieren gewerkt.
Ook hier, op het terras aan het water, inspireert alleen al het uitspreken van de naam Michels hem tot allerlei bespiegelingen, want René van der Gijp filosofeert over niets liever dan over voetbal. Dat is hij ook zo gewend. Bij de familie Van der Gijp thuis was praten over voetbal vroeger tot kunst verheven.
‘Weet je wat het is met Rinus Michels? Ik heb bij hem altijd het vermoeden gehad dat het allemaal één groot toneelspel was. Ik geloofde hem niet.’ Hij zwijgt, neemt een hap en kauwt. Intussen wacht hij op een volgende inval. Van der Gijp associeert en formuleert zoals hij vroeger voetbalde: intuïtief, avontuurlijk. ‘Echt, ik zweer het je: Rinus Michels was de Pierre Bokma van het Nederlandse voetbal. Ik heb altijd het idee gehad dat hij gewoon op een goede dag besloot de bullebak te gaan uithangen. En dat hij toen heeft gedacht: hé, dit werkt, hier ga ik mee door. Dat, als-ie dan thuiskwam, dat hij dan zijn schoenen uitdeed, zijn pantoffeltjes aantrok en een heel andere Rinus Michels werd.’
Hij begint te lachen. Opeens ziet hij het allemaal zó voor zich. ‘Dat-ie dan opeens ging staan koken of zo! Met zo’n schort voor! En dat zijn vrouw dan vanuit de huiskamer allemaal dingen naar hem riep. “Rinus, zet jij de cake vast even in de oven?” Of: “Vergeet je niet de poedersuiker op te bergen?” Dat soort dingen, weet je wel?’
Zo gaat het nog een tijdje door. ‘Ik vond Michels een fascinerende man. Een keer stond ik naast hem te plassen. Liet ik expres een keiharde wind. Hij vertrok geen spier. ‘Mag ik dat geluid nog één keer horen?’, zei hij toen, met die stem van Kees Schilperoort.’ En dan, de waarschijnlijk grotendeels apocriefe maar daarom niet minder klassieke anekdote: ‘In de dug-out van het Nederlands elftal kroop ik steeds dichter tegen hem aan. Werd-ie niet vrolijk van, die Rinus. Na een tijdje was hij zo ongemakkelijk, dat ik naast me hoorde: “Gijp, d’r in.” Zo ben ik aan die vijftien interlands gekomen.’
De causeur Van der Gijp raakt op stoom. Helaas komt over het fietspad net een nijdig brommertje aangeknetterd, dat alles overstemt. Het brengt René van der Gijp op slag terug in het heden, waar hij zich alweer over belangrijkere actualiteiten buigt. Zoals de tatoeage van Wesley Sneijder. ‘Ja, die kleine heeft Yolanthe op zijn buik laten zetten, hè? Mooi, man! En ook wel verstandig, hoor. Ik bedoel: een portret van dat meisje is natuurlijk beter dan haar naam in letters.’
Een slok melk. Niet tegen de dorst, maar voor het extra komische effect. René van der Gijp heeft tijdens zijn tweede leven als gastspreker duizenden lezingen gegeven, soms voor zalen zo groot als parkeergarages. Hij weet inmiddels wel hoe je een punchline vakkundig inleidt.
‘Nee, echt’, zegt hij, ‘heel verstandig van kleine Sneijdertje. Want mocht het dan tóch een keertje uitgaan met Yolanthe, dan is het alleen nog een kwestie van een bril erbij tatoeëren, misschien nog wat stoppels hier en daar, maar dan heeft Wesley in elk geval nog wel Herman Brusselmans op zijn buikje staan.’
Het is twaalf minuten over één in de middag. Daar waait de aanstekelijkste lach van Nederland alweer over het vlakke water. De vogels die een verlaten terrastafel verder de broodmand aan het plunderen waren, schrikken ervan.
11. Michels (1)
‘Als trainer had Michels zich gewoon een paar dingen voorgenomen.’
-Wat dan?
‘Eén: ik laat nooit merken dat ik voor ook maar één iemand enige sympathie voel. Twee: ik lach nooit. Drie: ik doe, als het mij uitkomt, net of ik gek ben.’
-Leg eens uit?
‘Hans van Breukelen was een keer te laat bij de training van Oranje. Nou was Hans niet gierig, maar wel erg gehecht aan zijn centjes. In de kleedkamer legde ik toen aan Michels uit waarom Hansie zo laat was. Ik zei: Hij heeft zich de hele weg laten slepen door de ANWB, om benzine uit te sparen. Toen zag ik het gezicht van Michels vertrekken. Liep-ie opeens naar de doucheruimte, om daar even te lachen. Hij wilde niet dat wij dat zouden zien. Apart hè?’
-Zeker. En wanneer deed hij dan alsof hij gek was?
‘Wanneer het hem uitkwam. Hij riep ons tijdens de training bijvoorbeeld vaak bij elkaar. Op een keer stonden we wéér in een kringetje om hem heen, toen Peter Houtman net deed of hij een pakje Zware Van Nelle uit zijn kontzak haalde en op zijn gemak een onzichtbaar sjekkie begon te draaien. Ik weet zeker dat Michels het zag, maar hij deed net of hij gek was. Dat had hij zich nu eenmaal voorgenomen.’