Gijp(4)
René van der Gijp heeft ook dergelijke trekjes. Ook hij heeft de neiging elk koffiekopje na gebruik direct af te wassen en is de hele dag door bezig dingen recht te leggen die allang recht lagen. ‘Maar ik hecht helemaal niet aan spullen hoor’, zegt hij. ‘Dat meen ik echt. Ik zit nergens mee. Er is weleens bij me ingebroken. Zat de volgende dag, aan het einde van de middag, al een mannetje van de verzekering naast me. “Wat is er allemaal weggehaald, meneer Van der Gijp?”, vroeg dat mannetje. Geen idee, ouwe reus, zei ik toen, ik heb nog niet gekeken. Dat vond hij gek, dat ik niet eens de moeite had genomen om te zien wat er gestolen was. Uiteindelijk vroeg hij wat hij moest doen. Toen zei ik: Weet je wat, laten we het afmaken op vijfhonderd euro. Zijn we overal vanaf joh. Echt waar, ik hecht nauwelijks aan spullen. Ik heb inderdaad een zwembad en een saunaatje in mijn huis en voor de deur staan twee grote auto’s. Maar als ik morgen wakker word en alles is weg, dan stort mijn wereld niet in. Die dag dat er inbrekers in mijn huis waren geweest, hadden ze wat horloges en een fototoestel gejat. Dat bleek later allemaal, want ik had die dingen nog geen moment gemist. Sommige mensen kunnen zich dat niet voorstellen. “Jij had toch vroeger een boot?”, zeggen ze dan tegen me, “mis je die nou nooit?” Nou nee, eerlijk gezegd niet, nee. Ik bedoel: het is wel lekker zo’n bootje, maar het is ook een hoop gedoe. Je moet er toch elke keer heen, zeiltje eraf halen, beetje schoonmaken. Nee, het is in de praktijk net zo leuk, als dat het lastig is. En dan dat tanken. Moet je eerst wachten, omdat er vijf anderen voor je aan de beurt zijn… Wat een gedoe, zeg. En àls je dan eenmaal vaart, dan is het ook de bedoeling dat je al die andere mensen in een bootje groet. Wist je dat? Dat doen ze graag, hè, bootjesmensen? Voordat je het weet zit je op dat water een uur naar allemaal wildvreemden te zwaaien. Nee, achteraf gezien ben ik blij dat ik van die boot af ben. Ik heb nu een fiets. Veel lekkerder. Tanken hoeft niet. En er is niemand die je groet.’
René van der Gijp woont alleen. Hij heeft wel een vriendin – Daniëlle, de moeder van zijn tienjarige zoontje Nicky – maar die kreeg van hem een huis een paar straten verderop. Ze zien elkaar een paar keer per week. Soms eet hij er. Slapen doen ze apart. Samenwonen in de traditionele zin van het woord heeft hij wel een paar jaar geprobeerd met zijn eerste vrouw Jacqueline, de moeder van zijn oudste zoon Sanny (22). Het werd geen succes. Hij acht zichzelf er niet geschikt voor.
‘Het is zo’n gedoe, dat samenwonen. Je bent eigenlijk de hele dag zwijgend compromissen aan het sluiten met elkaar. Vreemd. Waarom doen mensen dat? Ik heb helemaal geen zin om bij het wakker worden rekening te moeten houden met iemands humeur. En andersom wil ook mijn eigen eigenaardigheden niet opdringen aan iemand anders. Sommigen vinden dat egocentrisch, asociaal. Dat mag. Maar je kunt het ook anders zien. Je kunt ook zeggen: het is juist heel sociaal wanneer je de ander vrij laat, niets opdringt, niet eist dat iemand zich aan jouw karaktertje aanpast. Gelukkig heeft Daniëlle mij geaccepteerd zoals ik ben. Tsja, en verder…. Ik heb in het leven een route uitgestippeld waarin ik me het lekkerst voel en waarbij ik zo min mogelijk andere mensjes pijn probeer te doen. Meer is er eigenlijk niet over te zeggen.’
5. Uitstraling
‘Weet je wie uitstraling had?’
-Nou?
‘Peter Post.’
-Tja.
‘Zó. Peter Post, man. Wát een kerel. Ik heb hem een keer op de Antillen ontmoet. Hebben we een tijdje contact gehouden. Daar kon ik nou uren ademloos naar luisteren, naar die man. Over wielrennen, over voetbal, over mensen, maakt niet uit. Hij kwam weleens naar Zwitserland toen ik daar voetbalde bij FC Aarau. Zaten we uren te praten. Daar stak je nu echt iets van op, van Peter Post. Als er maar vijf van zulke mensen in de voetbalwereld zouden rondlopen, waren we van alle problemen af. Dan was de hele bedrijfstak gered.’
-Hij was zo ongeveer de enige ter wereld die jou tot een vorm van vrijwillige beweging kon aansporen.
‘Op Aruba zei hij tegen me dat ik tien kilo moest afvallen. En dat hij me drie weken later in Zwitserland zou komen opzoeken. Maar dan zou-ie wél eerst bellen, want als ik nog te zwaar was, dan kwam hij niet. Dat werkte bij mij. Maar weet je waarom? Puur omdat ik die man graag weer wilde zien. Hij is inderdaad de enige die mij aan het lopen heeft gekregen. In mijn vakantie nog wel. Het was bijna dertig graden, maar ik liep me het schompes. Dat kwam door hem, door Peter Post.’
-Maar wat was het dan precies, dat speciale van hem?
‘Dat is niet uit te leggen, man. Peter Post had iets onaantastbaars over zich. Een gewéldige uitstraling. Hij reed ook altijd in Mercedessen, jongen… Daar mocht hij van Schiphol mee op de landingsbaan, zó groot waren die.’