Reading Online Novel

Getuige(7)



‘Ik moet gaan,’ zei hij en hij stond op het punt zich om te draaien toen de migraine als een lemmet door zijn linkeroog zijn hersenen in schoot. Zijn gezichtsveld werd verblind door een doornige, flikkerende halo.

Toen hij gedeelten van zijn gezichtsvermogen terugkreeg, zag hij mensen in een kring om zich heen staan. Ze weken opzij om ambulanceverpleegkundigen door te laten.

De oude vrouw was verdwenen.

Joona had ontkend dat hij Rosa Bergman kende, hij had gezegd dat er sprake moest zijn van een misverstand. Maar hij had gelogen.

Want hij weet heel goed wie Rosa Bergman is.

Hij denkt elke dag aan haar. Hij denkt aan haar, maar zij zou niets over hem moeten weten. Want als Rosa Bergman weet wie hij is, is er iets verschrikkelijk verkeerd gegaan.

Joona vertrok een paar uur later uit het ziekenhuis en begon onmiddellijk naar Rosa Bergman te zoeken.

Hij was genoodzaakt dat alleen te doen en vroeg verlof aan.

Volgens openbare registers is er in Zweden niemand die Rosa Bergman heet, maar er zijn in Scandinavië meer dan tweeduizend mensen met de achternaam Bergman.

Systematisch nam hij het ene na het andere register door. Twee weken geleden was de enige mogelijkheid die hem nog restte de papieren archieven van het Zweedse bevolkingsregister doorzoeken. Eeuwenlang was de registratie van de bevolking de taak van de kerk geweest, maar in 1991 was de registratie overgenomen door de belastingdienst en gedigitaliseerd.

Joona begon met de kerkregisters in het zuiden. Hij zat met een kartonnen bekertje met koffie voor zich in het provinciaal archief in Lund en zocht in de kaartenbak naar de geboortedatum van Rosa Bergman en de gemeente waar ze was gedoopt. Daarna reisde hij af naar Visby, naar Vadstena en Gotenburg.

Hij ging naar Uppsala en het enorme archief in Härnösand. Hij doorzocht honderdduizenden bladen met geboorten, plaatsen en stambomen.





10


Gistermiddag zat Joona in het provinciaal archief in Östersund. De zoetige antiquariaatslucht van oud, gevlekt papier en harde kaften vulde de ruimte. Het zonlicht verplaatste zich traag over de hoge wanden, schitterde kort in het glas van de stilstaande pendule en bewoog daarna verder.

Kort voor sluitingstijd vond Joona een meisje dat vierentachtig jaar geleden geboren was en werd gedoopt als Rosa Maja in de gemeente Sveg in de provincie Härjedalen. De ouders van het meisje heetten Kristina en Evert Bergman. Joona kon geen gegevens over hun huwelijk vinden, maar de moeder van het meisje was negentien jaar eerder in dezelfde gemeente geboren onder de naam Kristina Stefanson.

Het kostte Joona drie uur om een vierentachtig jaar oude vrouw met de naam Maja Stefanson te lokaliseren in een verzorgingstehuis in Sveg. Het was al zeven uur ’s avonds, maar Joona stapte in de auto en reed naar Sveg. Toen hij aankwam lag ze al in bed en werd hij niet binnengelaten.

Joona nam zijn intrek in Lilla Hotellet, probeerde te slapen maar werd om vier uur wakker en staat sindsdien bij het raam op de ochtend te wachten.

Hij weet bijna zeker dat hij Rosa Bergman heeft gevonden. Ze heeft haar achternaam veranderd in de geboortenaam van haar moeder en gebruikt haar tweede doopnaam als roepnaam.

Joona kijkt op zijn horloge en vindt dat het tijd is om te gaan. Hij knoopt zijn jasje dicht, verlaat de kamer, loopt naar de receptie en wandelt het dorpje in.

Het verzorgingstehuis Blåvingen bestaat uit een groep gebouwen met geel pleisterwerk op een goed onderhouden gazon met wandelpaden en bankjes om op uit te rusten.

Joona doet de deur van het tehuis open en gaat naar binnen. Hij dwingt zichzelf langzaam verder te lopen door de gang met tl-buizen en gesloten deuren naar werkkamers en keukens.

Ze had me niet mogen vinden, denkt hij weer. Ze had me niet mogen kennen, er is iets misgegaan.

Joona heeft het nooit over dat wat hem tot eenzaamheid bracht, maar het is elk moment in hem aanwezig.

Zijn leven brandde als magnesium, vlamde op en doofde in een en hetzelfde moment, van groots wit tot smeulend as.

In de gemeenschappelijke ruimte staat een magere man van een jaar of tachtig naar het kleurrijke tv-beeld te staren. Het is een ochtendprogramma waarin een televisiekok sesamolie verhit in een hapjespan en vertelt over nieuwe manieren om de traditionele kreeftenfeestjes in augustus te vieren.

De oude man draait zich om naar Joona en knijpt zijn ogen tot spleetjes.

‘Anders?’ vraagt de man brommend. ‘Ben jij dat, Anders?’

‘Ik heet Joona,’ zegt hij met zijn zachte Finse tongval. ‘Ik zoek Maja Stefanson.’

De man staart hem met vochtige, roodomrande ogen aan.

‘Anders, luister naar me, jongen. Je moet me nu helpen hier weg te komen. Er zitten hier alleen maar bejaarden.’

De man slaat met zijn magere vuist op de rugleuning van de bank, maar houdt abrupt op als er een verpleegkundige de kamer binnen komt.

‘Goedemorgen,’ zegt Joona. ‘Ik ben hier voor Maja Stefanson.’