Getuige(5)
Jasmin kijkt over haar beeldscherm heen naar buiten. Het is nog niet licht aan het worden. Er dendert een vrachtwagen langs. Verderop in de straat staat een lantaarnpaal. Het bleke schijnsel valt op een loofboom, een grijs elektriciteitshuisje en een stukje van het lege trottoir.
Jasmin zet haar koffiekop neer en neemt een binnenkomend telefoontje aan.
‘Alarmcentrale... wat is er aan de hand?’
‘Ik heet Daniel Grim, ik ben maatschappelijk werker op het jeugdinternaat de Birgittagården. Ik ben zojuist gebeld door een pupil. Het klinkt heel ernstig. Jullie moeten erheen.’
‘Kunt u vertellen wat er is gebeurd?’ vraagt Jasmin terwijl ze de Birgittagården opzoekt in de computer.
‘Ik weet het niet, ik ben gebeld door een meisje dat er woont. Ik begreep niet goed wat ze zei, iedereen gilde op de achtergrond en ze huilde en vertelde dat de hele kamer onder het bloed zat.’
Jasmin laat haar collega Ingrid Sandén weten dat ze assistentie nodig heeft.
‘Bent u zelf ter plaatse?’ vraagt Ingrid in haar microfoon.
‘Nee, ik ben thuis, lag te slapen, maar ik werd gebeld...’
‘Hebt u het over de Birgittagården ten noorden van Sunnås?’ vraagt Jasmin rustig.
‘Schiet alsjeblieft op,’ zegt Daniel met trillende stem.
‘We sturen politie en een ambulance naar de Birgittagården ten noorden van Sunnås,’ herhaalt Jasmin voor de zekerheid.
Ze trekt zich terug uit het gesprek en waarschuwt onmiddellijk de politie en een ambulance. Ingrid vraagt Daniel verder uit.
‘Is de Birgittagården geen internaat?’
‘Ja, een jeugdzorginternaat,’ antwoordt hij.
‘Zou er geen personeel aanwezig moeten zijn?’
‘Jawel, mijn vrouw Elisabet heeft dienst, ik zal haar nu bellen... ik weet niet wat er aan de hand is, ik weet niets.’
‘De politie is onderweg,’ zegt Ingrid geruststellend terwijl ze uit haar ooghoek het blauwe licht van het eerste voertuig al in de uitgestorven straat ziet flikkeren.
8
De smalle zijweg van weg 86 leidt rechtstreeks het donkere bos in, en daarna naar het meer Himmelsjön en de Birgittagården.
Het grind knarst onder de wielen van de politiewagen en ratelt tegen de onderkant. Het licht van de koplampen speelt tussen de hoge stammen van de dennen.
‘Ben jij er eerder geweest?’ vraagt Rolf Wikner terwijl hij in zijn vier schakelt.
‘Ja... een paar jaar geleden was er een meisje dat een van de gebouwen in brand probeerde te steken,’ antwoordt Sonja Rask.
‘Waarom kunnen ze dat personeel verdomme niet bereiken?’ moppert Rolf.
‘Ze hebben hun handen zeker vol – wat er ook aan de hand mag zijn,’ zegt Sonja.
‘Maar het zou goed zijn als we meer wisten.’
‘Ja,’ antwoordt ze rustig.
De twee collega’s zitten daarna zwijgend naast elkaar en luisteren naar de berichten over de politieradio. Er is een ambulance onderweg en nog een politiewagen.
De weg is zoals zoveel bosbouwwegen kaarsrecht. De banden denderen door kuilen en gaten. Boomstammen flitsen langs en het zwaailicht dringt tot diep in het bos door.
Sonja rapporteert aan het bureau op het moment dat ze het terrein tussen de donkerrode gebouwen van de Birgittagården op rijden.
Een meisje in nachthemd staat op de trap die naar het hoofdgebouw leidt. Haar ogen zijn opengesperd, maar haar gezicht is bleek en afwezig.
Rolf en Sonja stappen uit en haasten zich in het pulserende blauwe licht naar haar toe, maar het meisje lijkt ze niet te zien.
Een hond begint opgewonden te blaffen.
‘Is er iemand gewond?’ vraagt Rolf luid. ‘Is er iemand die hulp nodig heeft?’
Het meisje gebaart onduidelijk naar de bosrand, wankelt even en probeert een stap te doen als haar benen onder haar wegklappen. Ze valt achterover op haar hoofd.
‘Gaat het?’ vraagt Sonja als ze bij haar is.
Het meisje blijft op de trap liggen, staart naar de lucht en ademt snel en oppervlakkig. Sonja ziet dat ze zichzelf in haar onderarmen en haar nek heeft gesneden.
‘Ik ga naar binnen,’ zegt Rolf verbeten.
Sonja blijft bij het meisje in shock en wacht de komst van de ambulance af terwijl Rolf naar binnen gaat. Hij ziet bloedige afdrukken van laarzen en blote voeten in meerdere richtingen over de houten vloer lopen. Lange passen door de gang naar de hal en terug. Rolf voelt de adrenaline zich door zijn lichaam verspreiden. Hij let er goed op niet op de sporen te trappen, maar weet dat zijn voornaamste taak is levens te redden.
Hij kijkt een gemeenschappelijke woonkamer in en ziet dat alle lampen aan zijn en dat er vier meisjes op twee banken zitten.
‘Is er iemand gewond?’ roept hij.
‘Misschien een beetje,’ glimlacht een klein roodharig meisje in een roze trainingspak.