Geen tijd voor een kus(4)
Haar plotselinge vrolijkheid bezorgde hem een steek in zijn borst. ‘Ik weet niet goed welke houding ik tegenover je moet aannemen,’ zei hij abrupt.
Op slag was haar lach verdwenen. ‘Hoe bedoel je?’
Met een nonchalant schouderophalen probeerde hij zijn verwarring te verdoezelen. ‘Het is allemaal zo vreemd, Meg. Ik ken je en ik ken je toch niet. De oude Meg Nou ja, vroeger pikten we het contact altijd op waar we gebleven waren...’
Nee, helemaal verkeerd. De laatste keer was een absolute ramp geweest, pijnlijk en kwetsend. Zou ze het zich nog herinneren?
‘Dat is dertien jaar geleden, Sam.’ Uiterlijk bleef ze kalm, maar haar beleefde lachje was niet gemeend. ‘We zijn allebei veranderd.’
‘Vind je?’ Hij zou er niet op door moeten gaan, maar het was sterker dan hij.
‘Natuurlijk. Dertien jaar geleden waren we nog kinderen, nu zijn we volwassen.’
‘O, ja?’ Hij beet op zijn lip. ‘Domme vraag! Natuurlijk zijn we dat al hoewel, voel je je nu echt anders, ik bedoel meer als een volwassene?’
Haar koele masker maakte plaats voor een glimlach. Met de herinneringen kwam haar enthousiasme terug. ‘Op dit moment voel ik me weer vijftien, of dertien, of elf, verdiept in een van die oprechte, eindeloze gesprekken die we altijd voerden. Over de evolutie of over godsdienst of over normen en waarden of -’
‘Over vriendschap,’ opperde hij met zijn gedachten bij vroeger. ‘Zou jij liegen voor een vriend? Sterven voor een vriend?’
‘Op allebei is het antwoord nee. Zo dacht ik er toch altijd al over? Dat er een andere oplossing moet zijn?’
‘O, Meg, daar ben je.’ Een verpleegster die Sam nog niet had ontmoet kwam aanlopen. ‘Ben Richards is met de ziekenwagen onderweg hierheen - het is zijn hart. Jenny belde om te vragen of jij hem kunt opnemen.’
‘Ben Richards? De Ben Richards die ik -’
‘Het ziekenhuis heb ingeslagen,’ maakte Meg zijn zin af, maar ze zei het zo zacht dat de zuster, die weer wegliep, haar niet kon horen.
‘Verdraaid!’ vervolgde ze, terwijl ze zich weg haastte, met Sam in haar kielzog. ‘Zijn vader is aan een hartaanval overleden. Jenny heeft hem gewaarschuwd dat dit kon gebeuren. Hij is veel te zwaar en hij drinkt te veel.’
‘Dan is hij niet veranderd,’ bromde Sam. Hij wist niet goed hoe hij met deze nieuwe uitdaging in zijn terug-naar-huis-scenario moest omgaan.
‘Hij is een patiënt en dat andere is al lang geleden,’ zei ze.
‘Ik denk dat ik het wel aankan, zuster Anstey,’ zei hij koeltjes. Het nostalgische moment was voorbij. Dit was weer de oude Sam, de Sam die zijn gevoelens zo goed kon verbergen. ‘Als ik me goed herinner was jij anders degene die meestal kwaad werd in stresssituaties.’
‘Ik heb Ben Richards dertien jaar geleden niet het ziekenhuis ingeslagen met een hersenschudding en een gebroken kaak,’ snauwde ze, maar toen ze de pijn in zijn ogen zag, had ze spijt van haar opmerking.
Het was de enige keer dat hij zijn zelfbeheersing had ver-
Loren! Niemand wist precies hoe de ruzie begonnen was, maar de herinnering eraan deed hem duidelijk nog steeds pijn.
En een Sam die leed, bezorgde haar pijn...
O, hemel!
Ze ging hem voor naar de SEH, spoedeisende hulp, waar het ambulancepersoneel bezig was de patiënt uit te laden.
‘Het ECG is goed, maar we kunnen alleen een hartritme-opname maken, dus het valt moeilijk te zeggen. Hij heeft veel pijn. We hebben hem aspirine en 5 milligram morfine IV gegeven. Alles is genoteerd.’
Meg tekende de formulieren en gaf een kopie terug aan de ziekenbroeder. Daarna stelde ze Sam voor.
‘Cal Johnson, Sam Agostini, de nieuwe directeur.’
‘Sam Agostini? Ben je het echt, Sam? Je bent dus toch niet in de gevangenis beland!’ Bens stem klonk schor, maar het was duidelijk dat hij het leuk vond zijn oude tegenstander terug te zien. Hij nam Sams hand in de zijne. ‘Ik hoop dat je een goede arts bent, kerel. Mijn Jenny zou het niet verdragen als er nu iets met me gebeurde.’
Terwijl de tranen Ben over de wangen stroomden, boog Sam zich over hem heen om hem gerust te stellen.
‘Ons kindje is ziek.’ Bens gezicht vertrok van pijn. ‘Zo klein en al zo ziek, hij heeft leukemie. Wist jij dat jongetjes met het syndroom van Down daar extra vatbaar voor zijn? Het is niet eerlijk, vind je ook niet? En net nu ik sterk moet zijn voor Jenny en de kinderen en voor kleine Benjie, stort ik in. Ik ben totaal nutteloos!’
‘We zullen er wel voor zorgen dat je binnen de kortste keren weer op de been bent. Ik ken de mensen hier, er is vast al iemand bij Jenny om haar met de kinderen te helpen.’ Kalmerend legde Sam zijn hand op Bens schouder. ‘Maar alles op zijn tijd. Eerst moeten we bekijken wat de oorzaak van jouw pijn is en wat we kunnen doen om te voorkomen dat het nog eens gebeurt.’